Op het eerste zicht zal, denkelijk, niemand onmiddellijk het verband leggen tussen de zuidelijke hoornraaf [Bucorvus leadbeateri] en neushoornvogels [Bucerotidae]. En toch, de zuidelijke hoornraaf is een echte neushoornvogel en meer nog, het is gewoon de grootste onder alles wat onder de noemer neushoornvogel valt. Dat de zuidelijke hoornraaf meer dan een buitenbeentje is in de ornithologische wereld willen we u met deze bijdrage aantonen.
Groot. De zuidelijke hoornraaf is tussen negentig en honderd centimeter groot. De vogel heeft een overwegend zwarte kleur, zelfs de snavel is zwart. Nadrukkelijk hier zijn de onbevederde lichaamsdelen rond oog en keel. Ze kleuren afstekend rood tegenover het zwart. Bij het wijfje toont, direct onder de snavel, die huid blauw tot zwart. Bij onvolwassen vogels is de naakte huid geel tot grauwbruin. In het algemeen wordt aangenomen dat de naakte huid rond het oog tot doel heeft stof uit de ogen te weren. De rode keelzak kan met lucht worden gevuld. Wanneer de hoornraaf die lucht terug lost ontstaat er een luid geluid waarmee er tussen de verschillende, verspreid levende vogels wordt gecommuniceerd. Tijdens de broedperiode (zie verder) wordt met dit geluid ook het territorium afgebakend. Wat beslist vermeld moet worden is dat de handpennen van de vleugels wit zijn wat alleen te zien is als de vogel vliegt.
Snavel. Eigen aan hoornvogels is de karakteristieke snavel. Hij is als aangeven groot, gebogen maar ook bevindt er zich op de bovensnavel een ‘hoorn’ die echter minder uitgesproken is dan wat we doorgaans bij andere neushoornvogels gewoon zijn. Bij de man is die hoorn wat nadrukkelijker aanwezig.
Poten. En nog in tegenstelling met andere neushoornvogels is er het feit dat de zuidelijke hoornraaf het grootste deel van zijn tijd op de grond doorbrengt. Hij heeft dan ook lange en stevig ontwikkelde poten.
Afrika. Het is een Afrikaanse vogel die aldaar in meerdere landen voorkomt. Onder meer citeren we hierbij: Angola, Burundi, het noordoosten van Botswana, het zuidoosten van Congo, het zuiden van Kenia, Malawi, Mozambique, Rwanda, Swaziland, Tanzania, Zambia, Zimbabwe en het uiterste noordoosten van Zuid-Afrika.
Biotoop. Het natuurlijke leefgebied bestaat uit savannes, droge, open bosgebieden en graslanden tot op een hoogte van 3000 meter. Hier wordt paarsgewijs of in kleine groepen geleefd.
Voedsel. Uit wat voorafging zal het de lezer niet verwonderen dat het voedsel op de grond wordt gezocht. En dat voedsel bestaat voor een groot stuk uit insecten wat niet wegneemt dat ook kikkers en andere amfibieën worden bejaagd. Kleine zoogdieren (muis, jonge rat … zie één van bijgaande foto’s) zijn voor de grote snavel niet veilig. Ook worden zo nu en dan bessen, vruchten en zaden gegeten. Eigen aan vogels die op de grond leven is dat ze ook bejaagd worden door andere dieren waaronder ook roofvogels. Dit is voor de zuidelijke hoornraaf niet anders. Eén van de belangrijkste belagers (niet roofvogel) is het luipaard [Panthera pardus].
Nest. Zuidelijke hoornraven zijn pas na 6 tot 7 jaar geslachtsrijp. Het nest wordt in een holle boom of in een rotsspleet gebouwd maar heeft eigenlijk niet veel om het lijf. Droge grassen en bladeren worden hierdoor door het koppel verzameld waarbij ze de hulp krijgen van leden van de groep waarin geleefd wordt. Veel neushoornvogels sluiten het nest af gedurende de broedtijd wat hier niet gebeurt. Het aantal eieren dat per nest wordt gelegd kan met slechts één tot hooguit drie bezwaarlijk groot worden genoemd. Tussen het leggen van het eerste en het tweede ei ligt doorgaans een tijd van vier dagen. De broedtijd is vastgelegd op veertig dagen. Gezien er door het wijfje al wordt gebroed vanaf het eerste ei zal het tweede jong vier dagen later worden geboren en, indien er ook een derde ei is, zelfs acht dagen later. Bij de geboorte weegt een kuiken circa 60 gram, vier dagen later, bij de geboorte van het tweede jong weegt het eerste kuiken al 250 gram. Het verschil is zo immens groot waardoor het tweede kuiken geen kans op overleven heeft. Slechts bij grote uitzondering kunnen er twee jongen zijn in één nest bij de zuidelijke hoornraaf. Voor het grootbrengen van het jong krijgen de ouders bovendien hulp van de andere niet broedrijpe vogels uit de groep. Na een nesttijd van 85 dagen vliegt het jong uit maar het blijft tot liefst twee jaar na de geboorte nagevoed worden. Bij geen enkele andere vogel gebeurt dit wat meteen betekent dat er pas om de drie jaar gekweekt kan worden!