Willies waaierstaart

Willies waaierstaart [Rhipidura leucophrys] blinkt niet uit in schoonheid maar het is een charmeur die quasi over geheel Australië voorkomt. Eigenlijk hoort hij thuis in de grote familie van de vliegenvangers. ‘Willie’ in de naamgeving moet hier niet gezien worden als een voornaam maar eerder in de betekenis van ‘obscuur’ of ‘donker’. ‘Waaierstaart’ verwijst naar de typische manier waarbij de staart horizontaal wordt gespreid telkens de vogel na het vliegen landt. In Australië leven er naast de willies waaierstaart nog vier andere soorten waaierstaarten.

Zwart-wit. Kleurrijk kan deze vogel amper genoemd worden. De bevedering toont grotendeels zwart op de bovendelen en wit aan de onderkant weliswaar met dien verstande dat ook kin, keel en een deel van de bovenborst zwart gekleurd zijn. Van enige iriserende kleur is hier absoluut geen sprake. Boven het oog bevindt er zich een licht gekleurde wenkbrauwstreep die van vogel tot vogel in breedte toch wel kan verschillen. Op schouders en vleugels toont de bevedering enkele witte puntjes. De korte maar fijngebouwde bek is, net als de bovendelen, zwart gekleurd en eindigt op een kleine haak. Zwart zijn ook de ranke fijne pootjes. De grootte is circa twintig centimeter maar weet dat de staart alleen al tien centimeter lang is. Man en pop hebben een gelijkaardig voorkomen. Jonge, nog niet volledig op kleur zijnde vogels tonen zwart met een bruine ondertoon op de bovendelen en vaak ook crèmekleurige punten of streepjes op de vleugels. De buik is hier als vuilwit te omschrijven. Beide geslachten, en dat komt wel meer voor bij Australische vogels, zingen een niet onaardig lied.

Ondersoorten. De wetenschap beschrijft drie ondersoorten maar stelt er onmiddellijk bij dat de verschillen verwaarloosbaar kunnen genoemd worden. Het betreft R. l. leucophrys, de nominaatvorm die praktisch over geheel Australië te zien is. De tweede ondersoort is R. l. picata die een weinig groter is dan de nominaat en wordt gezien in delen van West-Australië en Queensland. De derde ondersoort luistert naar de naam R. l. melaleuca en leeft in Indonesië en in Nieuw-Guinea. Bijgaande foto werd genomen in het Kimberleygebied zodat we er zeker van zijn dat het om de ondersoort R. l. picata gaat.

Biotoop.  Het is een vogel die zich thuisvoelt over geheel Australië en dus in meerdere biotopen. Zelf hebben we de willies waaierstaart gezien in open landschappen, in tuinen en parken van drukke steden als Perth en Sydney maar ook in het regenwoud en langs de prachtige kusten van West-Australië. In het Kimberleygebied houdt hij zich wat graag op langs de ‘Gorges’ (watervallen) en hij wordt er ook gezien in en rond de moerasgebieden.

Karakter. De willies waaierstaart is tegenover de mens zeer meegaand, toont amper schrik en laat zich dus heel makkelijk benaderen. Die houding staat in schril contrast met de attitude die tegenover soortgenoten of andere vogels wordt aangenomen. Die worden altijd weer verjaagd. Het gaat dus om een vrij territoriale soort waarbij er amper een andere vogel wordt verdragen. Twee waaierstaarten samen kunnen blijkbaar alleen maar tijdens de kweekperiode. Verder gaat het om een vrij onrustige soort in die zin dat hij nooit stilzit. Zelfs wanneer de vogel gezeten op een tak naar een mogelijke prooi zoekt wordt de staart, licht opgericht in een waaiervorm gehouden en van links naar rechts (of omgekeerd) bewogen. Vaak wordt er tezelfdertijd lichtjes met de vleugels geslagen. En hoewel er overeenkomsten zijn met kwikstaarten (familie Motacilla) zijn waaierstaarten er niet aan verwant.

Insecten. Waaierstaarten zijn insectenetende vogels die net als de grauwe vliegenvanger (Muscicapa striata) jagen van op een uitkijkpost. Vliegt er een insect voorbij dan wordt dit beestje onmiddellijk opgejaagd en, pas na een soms echt acrobatische vlucht gevangen, … of soms ook niet. Muggen, vliegen en kleine vlinders worden hierbij het meest genuttigd. Maar ook hebben we de vogel zien jagen vanaf de grond waarbij kruipende insecten, spinnen en andere kleine gewervelde dieren worden opgejaagd en gegeten. Ook in weiden met grazend vee wordt de waaierstaart gezien waarbij hij profiteert van de door het vee opgejaagde insecten. Muggen en vliegen worden onmiddellijk ingeslikt maar grotere insecten of gewervelden worden eerst op een tak of steen doodgeklopt en dan pas genuttigd.

Kweek. De natuurlijke Australische kweektijd loopt van juli tot januari en in die periode worden makkelijk drie en zelfs vier nesten met jongen grootgebracht. Bijzonder aan het nest is dat het wordt gebouwd midden op een tak, amper of niet verborgen. Het nest wordt door beide vogels opgetrokken uit grassen, boomschors en ander plantaardig materiaal dat wordt samengehouden met spinrag. Er worden per nest van twee tot vier crèmekleurige eieren gelegd die een heel dichte bruinkleurige tekening bezitten op de stompe kant. Man en pop broeden afwisselend de eieren uit in twee weken. De jonge vogeltjes, die amper veertien dagen in het nest blijven worden door beide vogels met insecten grootgebracht. Na de nestverlating worden ze nog gedurende één week nagevoed. Hierna worden ze geacht zelfstandig door het leven te kunnen gaan en worden ze uit het broedterritorium verdreven om elk hun solitaire weg te gaan. Melden we nog dat de willies waaierstaart wordt geparasiteerd door enkele Australische koekoeksoorten waaronder de kleine bronskoekoek (Chrysococcyx minutillius). En ook zijn de jongen een favoriete prooi voor onder meer de verschillende soorten currawongs en orgelvogels.

Avicultuur. Er moet niet aan getwijfeld worden, de willies waaierstaart is nooit naar Europa gebracht en kan dus enkel waargenomen worden in zijn natuurlijk Australisch milieu.

 
Digiprove sealThis content has been Digiproved © 2022 Danny Roels

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *