De wilde eend [Anas platyrhynchos] behoort tot wat wordt genoemd ‘zwemeenden’ die zich kenmerken door een kort en breed lichaam, een dikke kop en vrij korte poten die voorzien zijn van een achterteen en waarbij, tussen de voortenen met de kleine nagels, zwemvliezen gespannen zijn. De wilde eend is een algemeen voorkomende broedvogel binnen waterrijke gebieden doorheen geheel Europa en Azië, maar ook wordt hij gezien in Noord-Amerika en Hawaii. Ook in Nieuw-Zeeland werd de eend, en met succes, geïntroduceerd.
Dimorfisme. Duidelijk is dat de woerd (mannelijke eend) een zomer- en een winterkleed heeft. In zijn bruiloftskleed toont hij een opvallend geelgekleurde snavel. Op de rugzijde is hij donkerbruin gekleurd, op de onderzijde toont hij grijsbeige. Prachtig gekleurd is evenwel de kopkleur die blauwachtig groen is althans in de zon. Blijft de zon afwezig dan toont de kop dofgroen. De verandering in glans hangt af van het invallende licht en blijkt een rechtstreeks gevolg te zijn van de bijzondere structuur of bouw van de veren. Dit kunnen we bijvoorbeeld ook zien in de nek bij huisduiven. In zijn winterpak toont de woerd minder mooi maar blijvend is wel de blauwe vleugelspiegel met een zwarte en witte rand. Die spiegel is het best waarneembaar wanneer de eend vliegt. Naar wordt aangenomen dient dit in hoofdzaak om soortgenoten te herkennen. Merken we verder nog op dat de woerd op het uiteinde van de staart twee gekrulde veren bezit en in de hals, tussen het groen van de kop en het bruin van de borst, een witte ring. Het oog staat centraal in de kop ingeplant en is donkergekleurd. Het wijfje is bruin gevlekt en bezit een grijszwartachtige snavel met aan de basis een lichtgele rand. Duidelijk is bij haar een witte teugelstreep die boven het oog loopt. Ook zij bezit de blauwe vleugelspiegel maar de gekrulde staartveertjes worden bij haar niet gezien. In zijn winterkleed lijkt hij op het wijfje maar bezit toch nog wat meer kleur dan haar.
Geluid. Karakteristiek voor de wilde eend is het kwaken. Vooral in de periode voor de voortplantingstijd kwaken eenden soms heel luidruchtig en dit al van in de vroege ochtend. Ook bij onraad wordt er gekwaakt en zelfs wanneer hij op de vleugels gaat kan er niet gezwegen worden. Een ‘kwaker’ wordt ook schertsend gebruikt als er gesproken wordt over een luidruchtige persoon die onzin uitkraamt.
Kweek. Het verenkleed van het wijfje biedt bescherming en dit vooral tijdens de broedtijd. Jonge kuikens kunnen al vrij vroeg op het jaar waargenomen worden. Ze broedt nog het liefst op de grond tussen dicht opgeschoten kruiden op een nest van plantenstengels en bladeren en, specifiek dit gebeurt niet altijd in de onmiddellijke nabijheid van water. Onder meer worden nesten aangetroffen in weiden, zelfs in parken en tuinen zonder water. Ze legt tien of nog meer groenachtig gekleurde eieren die ze alleen gaat bebroeden. Net voor ze hieraan begint plukt ze zich enkele veren op de borst die door haar in het nest worden gelegd. De broedtijd start na de leg van het laatste ei zodat de bevruchte eieren na een broedtijd van vijfentwintig dagen allemaal tegelijk uitkomen. Moeten we nog zeggen dat de kuikens nestvlieders zijn die nadat ze zijn opgedroogd onmiddellijk kunnen zwemmen. De man trekt zich van het broeden niets aan. In de wildbaan is er een of twee kweekronden per seizoen. Apart gekleurd kunnen we het kuiken wel noemen. Het kleurt overwegend geel en bruin en alle wildkleurige jongen bezitten een bruine teugelstreep. Wist u ook dat jonge eendjes ook ‘pulletjes’ worden genoemd?
Gebroken vleugel. Hij of zij die graag in de natuur wandelt kan erover meepraten. We bedoelen dat wanneer een wijfje met kuikens benaderd wordt zij van de jongen wegvlucht en doet alsof ze niet vliegen kan. Ze huppelt enkele meters verder, laat een vleugel hangen en zakt door haar poten. Op die manier lijkt ze verzwakt en een makkelijke prooi. Wanneer we echter dichterbij komen vliegt de eend gewoon op, en in die tijd hebben de juveniele eendjes zich in veiligheid gebracht waarna het wijfje zich opnieuw bij haar kroost voegt. Jonge eendjes zijn zeer op hun hoede omdat ze instinctmatig weten dat het gevaar in de natuur overal aanwezig is. Ze vormen makkelijke prooien voor vos, valk, sperwer en zelfs de loggere buizerd is in staat om een eendje te slaan. Eirovers als egels, eekhoorn, kraai, kauw enz. zijn andere mogelijke gevaren.
Voedsel. Apart is de manier hoe voedsel wordt gezocht. De wilde eend doet dit al ‘grondelend’ waarmee wordt bedoeld dat hij voorover liggend en met het achterlichaam opgericht onder water voedsel zoekt, vandaar ook de naam ‘grondeleend’. Verder eet de wilde eend ook zowel plantaardig als dierlijk voedsel die tussen de snavel gulzend naar binnen worden gezeefd. Weet dat de platte eendensnavel op de randen hoornplaatjes bezit waardoor het opgeschepte water terugstroomt, met achterlating van dieren en plantjes die worden binnengeslokt. Dit kan door iedereen gezien worden wanneer eenden op een met eendenkroos belegd wateroppervlak foerageren door het water te zeven. Behalve waterplanten als eendenkroos en ander groenvoer eet de wilde eend wat graag granen. Eenden, en lang niet alleen de wilde, zijn ook verlekkerd op brood en soortgelijke meelwaren. Voor de liefhebber die eenden in avicultuur kweekt is het goed om weten dat de jonge kuikens gedurende de eerste zes weken nood hebben aan kuikenmeel. Eendenkuikens groeien bijzonder snel en op een leeftijd van zes tot acht weken kunnen ze met moeder eend gerust mee-eten.
Gedomesticeerd. Uit de wilde eend heeft de mens verschillende tamme eenden gekweekt die gehouden worden voor de eieren maar ook voor het vlees. Ook pluimen en dons worden gegeerd. Van de wilde eend zijn in avicultuur al meerdere varianten gekweekt. Een daarvan is het ‘kwakertje’, een eend die kleiner is dan zijn voorouders. Mutaties bleven uiteraard niet uit. Op vijvers zien we bruine, bonte, maar ook komen gemelaniseerde exemplaren voor.