Het zal u wellicht niet onbekend zijn dat menig vogel geslagen prooien in één keer inslikken. Uilen zijn hier typische voorbeelden van. Dit betekent dat haren, beentjes, tanden, nagels, snavels, schedels, … die voor vogels onverteerbaar zijn ook moeten uitgescheiden worden. Dit gebeurt via een braakbal. Het woord zegt het zelf: de onverteerbare delen van de prooi worden middels een ‘bal’ ook ‘uitgebraakt’.
Vindplaats. Een analyse, gerangschikt op het specifiek beendergestel, op de tanden of op de schedelvorm enz. duidt precies aan welke kleine zoogdieren en/of vogels als buit dienen. Het gemak waarbij slachtoffers kunnen geïdentificeerd worden ligt aan de soort uil zelf. De kerkuil [Tyto alba] kan iedere dag op bijna precies dezelfde plaats waargenomen worden. Het is dus vrij eenvoudig om de braakbal van die uil te vinden. Maar andere soorten als bosuil [Strix aluco] die in een meer verspreid gebied leeft deponeert zijn braakbal dan ook heel plaatselijk waardoor dus ook moeilijker te vinden. De meeste uilensoorten braken afhankelijk van het seizoen één tot twee braakballen uit per vierentwintig uur. In de zomertijd, wanneer de nachten (= jachttijd) korter zijn is er meestal slechts één braakbal per dag, in andere seizoenen volgt na een eerste ruime braakbal er nog een kleinere tweede.
Grootte. De grootte van die braakballen is daarenboven afhankelijk van soort tot soort. Grotere soorten hebben grotere braakballen dan kleinere uilensoorten. De braakbal van de oehoe [Bubo bubo], de grootste uilensoort ter wereld, is met zijn 77 x 31 x 28 mm uiteraard groter dan de braakbal van de pygmee uil [Glaucidium peruanum] een der kleinste, zo niet, de kleinste uilensoort ter wereld. Zijn braakbal meet slechts 27 x 11 x 9 mm. Braakballen kunnen afhankelijk van soort tot soort ook duidelijk in kleur en vorm verschillen. Die van de kerkuil is zwart gekleurd, die van de bosuil grijsachtig. De steenuil [Athena noctua] heeft ronde bruinachtige braakballen die bestaan uit chitineschildjes van kevers en lieveheersbeestjes. Vaak zit er ook zand en aarde in braakballen van deze soort. Dit slikt hij mee naar binnen bij het eten van regenwormen.
Gids. Braakballen tonen ook aan wat vogels eten gedurende de diverse seizoenen maar zeggen ook veel over de diverse verspreidingsgebieden van soorten. Bovendien tonen die braakballen ook aan welke kleine zoogdieren en/of vogels er in bepaalde regio’s kunnen geslagen worden en zeggen ook veel over de voorkeur van de uilen zelf. Braakballen kunnen zelfs duidelijk stellen welke prooien zich al dan niet in een bepaald seizoen in een bepaald gebied bevinden, we denken hierbij aan kleine trekvogels. Vergelijkingen van de inhoud gedurende meerdere jaren kunnen zelfs aantonen of een kleine vogelsoort al dan niet minder of meer voorkomt op een bepaalde plaats.
Roofvogels. Maar uiteraard braken niet alleen uilen braakballen uit. Alle roofvogels die hun prooi volledig of half doorslikken braken net zo goed via de braakbal onverteerbare lichaamsdelen uit. Wel moet er rekening mee gehouden worden dat roofvogels eerst de prooi plukken en/of verscheuren voor ze worden genuttigd waardoor de meeste pluimen en de grotere beentjes niet in de maag verdwijnen. Bovendien blijken de meeste roofvogelsoorten over sterkere maagsappen te beschikken dan uilensoorten waardoor kleinere beenbotjes toch verteerd worden.
IJsvogels. Ook ijsvogels, die onder meer visjes volledig doorslikken, hebben braakballen. Hier is de kleur nagenoeg wit. Een dergelijke braakbal bestaat vooral uit visgraten en -schubben maar ook uit visschedels. De braakbal van ijsvogels zijn moeilijker te vinden omdat ze vaak van op een overhangende tak in het water worden gedeponeerd.
Reigerachtigen. Die vogels produceren vaak donkere tot diepzwarte braakballen. Die donkere kleur is afkomstig van het haar van mollen die door deze vogels worden gevangen en genuttigd. Opvallend is hier dat alle visingrediënten wel verteerd worden. De visresten geven wel een witte kleur aan de uitwerpselen.
Lijsterachtigen. Misschien raar en ongewoon maar ook deze vogels produceren soms, meestal tijdens de kweektijd, braakballen. Die bestaan dan vaak uit grassen of worteldeeltjes die aan prooien als regenworm en slak zijn blijven hangen.
Literatuur: Firefly Encyclopedia of Birds by Christopher Perrins.