Vogelinfo vzw.
Australië en kaketoes worden vaak in één adem genoemd. Terecht. Die vogels, en dan zeker de grote geelkuifkaketoe [Cacatua galerita], komen daar met duizenden voor. Het zijn één van de meest bekende Australische soorten die altijd al de aandacht van de toerist hebben weten te trekken. Deze vogels moeten ook niet gezocht worden, in sommige plaatsen zoals in The Grampions (Victoria), maar ook in een grootstad als Sydney komen ze gewoon naar je toe.
Brambuk
‘Brambuk’ is de verzamelnaam voor kaketoes die gebruikt wordt door de oorspronkelijk inheemse (Aboriginals) bevolking van Australië. Die benaming wordt ook benut om een bepaald gebied in ‘The Grampions’ aan te duiden en dan meer bepaald daar waar de cultuur van de Aboriginals het meest bewaard is gebleven.
Cultuurvolger
Vroeger werd geschreven dat de grote geelkuif vooral een vogel is van savannen en laag gelegen gebieden. We spreken dit niet tegen maar, en dit naar eigen ondervinding, zouden we het willen aanvullen met de woorden dat het een echte cultuurvolger is geworden die vooral voorkomt rondom huizen en daarbij de stadsparken van de grootsteden zeker niet mijdt. Ook rond rivieren en andere drinkplaatsen wordt hij steevast opgemerkt. De grote geelkuif werd door ons voor het eerst gezien in Esperance (West-Australië) waar slechts een enkeling, gezeten hoog boven in een eucalyptusboom, onze aandacht wist te trekken. Naar verluidt hoort deze kaketoe niet echt thuis in West-Australië en zou de daar aanwezige populatie klein zijn en haar bestaan er louter te danken hebben aan ontsnapte en vrijgelaten vogels. Maar toch, sinds die eerste ontmoeting zou die prachtige vogel elke dag, en soms met tientallen tegelijk, ons pad kruisen. In ‘The Grampions’ (Victoria) kleurden de groene bomen soms volledig wit van de vele geelkuifkaketoes die er zich rond de middag of bij valavond verzamelden om er, naargelang, te schuilen voor de hitte of om er gezamenlijk de nacht in door te brengen. Hetzelfde kan eigenlijk gesteld worden voor de langsnavel kaketoe [Cacatua sanguinea] die in dat zelfde gebied ook al met honderden tegelijk voorkomt. En opmerkelijk, hoewel beide soorten voor het grootste deel volledig wit gekleurd zijn hebben we ze nooit samen in één en dezelfde boom weten plaatsnemen. Ook hebben we ze op geen enkel moment samen zien foerageren.
Schreeuwer
De grote geelkuif heeft een schreeuwerige roep die zeer ver draagt. De vogel verraadt aldus, zelfs over grotere afstanden, altijd weer zijn aanwezigheid. Ook in zijn zeer sierlijke maar toch snelle vlucht, soms onderbroken door een glijvlucht, blijft hij roepen. Bij het vliegen wordt de kuif plat tegen de kop aangedrukt maar bij het landen in een boom of op de grond wordt de smalle, maar vrij lange naar voor gekrulde kuif bijna altijd voor een seconde of twee naar voor gebogen en geopend.
Voedsel
Kieskeurig voor wat zijn voedsel betreft kan de grote geelkuif zeker niet genoemd worden. Zaden blijven wel zijn belangrijkste voedselbron. Verder heeft deze vogel het ook begrepen op fruit en bessen, op bloesems, noten en wortels enz. Ook zoekt hij ‘makkelijk’ voedsel waarbij wordt bedoeld dat hij tot tussen de huizen foerageert waar hij het daar aangeboden fruit en zaad zonder schrik uit de handen van de mens komt halen. In Sydney en meer bepaald in ‘The Royal Botanic Gardens’ vormt dit gewoon een toeristische attractie. Wie daar een appel of een boterham durft te eten loopt het risico dat de bedelende geelkuifkaketoes gewoon op het hoofd of de schouders van betreffende persoon komen zitten. Dit leidt altijd weer tot mooie foto’s.
Kweek
In Australië wordt het nest gewoonlijk gevonden in een holle tak of in boomholte maar ook wel eens in een in rotsholte. Op een ondergrond van vermolmd hout worden er twee tot drie witte eieren gelegd. Het broedseizoen in Australië begint in augustus en eindigt in januari. Bijgaande foto’s werden genomen in ‘The Grampions’ en in Sydney begin en half februari. Maar ook toen werden nog baltsende mannen en elkaar voedende vogels door ons opgemerkt. De meeste nesten worden teruggevonden op hoogten variërend van drie tot dertig meter. De broedtijd zou tegen de dertig dagen aanlopen. Beide ouders broeden en staan ook in voor de opfok van de jongen. De juvenielen blijven tot tachtig dagen in het nest en na het uitvliegen toeven ze nog maanden rond in het gezelschap van hun ouders. Er is slechts één nest per seizoen.
Opera House
‘The Royal Botanic Gardens’ liggen vlak bij het ‘Opera House’ in Sydney. Het gebied ligt tussen de haven en het centrale zakengebied in en bestaat uit tientallen verschillende tuinen met meer dan een miljoen exemplaren aan bomen, struiken, planten, enz. Deze tuin bevat verder onder meer een groot aantal honingeters en herdermaina’s die al even gewillig voor de lens poseerden als de hier afgebeelde geelkuiven.
Meerdere foto’s van de geelkuifkaketoe en andere papegaaien en parkieten vindt u in de fotogalerij onder parkieten en papegaaien.
