We zijn er zeker van: de zwartwang (Melanerpes pucherani) moet wel de meest voorkomende specht in Costa Rica zijn. Er is geen uur voorbijgegaan zonder dat deze specht zich liet opmerken. Bovendien laat iedere vogel zich gewillig fotograferen wat de vergelijkbare grote bonte specht (Dendrocopos major) bijvoorbeeld niet doet. En met die laatste heeft de zwartwang onder meer gemeen dat het zwart in de bevedering prominent aanwezig is.
Herkomst. Vogels kennen geen grenzen, daarom ook is deze mooie vogel niet endemisch in Costa Rica maar komt hij voor in geheel Midden-Amerika, zelfs deels in Zuid-Amerika. De natuurlijke biotoop is, naar eigen ondervinding, zeer divers. Onze eerste kennismaking gebeurde al op de eerste dag van ons verblijf in Costa Rica. Een wandeling doorheen het centrum van San-José (de hoofdstad) was voldoende. Later hebben we de specht opgemerkt in diverse plantages (koffie en ananas), maar ook in het regenwoud en in dorpen en lodges is de zwartwangspecht omnipresent.
Levenswijze. Het lijkt de evidentie zelf dat iedere spechtensoort aan boom en bos verbonden is. Dat is ook zo. Pootvorm, snavel en verharde staartveren zijn hiervoor gemaakt maar, als aangegeven, is hij ook in andere biotopen te zien. Spechten roffelen op stammen en takken, ook de zwartwang doet het.
Voedsel. Nauw samenhangend met het voorgaande is het logisch dat het voedsel wordt gezocht tegen boomstam en/of tak. Elke specht weet instinctmatig dat iedere scheur en/of kier een plaats is waarin insecten zich wat graag verbergen. Met de hulp van de lange, kleverige tong worden die zo bemachtigd. Maar toch, we hebben nooit eerder een specht dusdanig veel fruit zien eten dan de held van dit verhaal. En het maakt echt niet uit: banaan, appel, sinaasappel, ananas, sterfruit, passievrucht … alles wordt genuttigd. Sommige bronnen schrijven ook dat er nectar wordt gegeten maar dat hebben we zelf niet gezien.
Details. Grootte: ± 19 centimeter voor de man, 17 voor de pop. Gewicht: ± 45 gram. Ogen: zwart. Poten: klimpoot (twee tenen naar voor, twee naar achter), grijs van kleur. Snavel: ± 1,8 centimeter, zwart van kleur. Vliegbeeld: net als iedere andere specht: golvend.
Lichaam. Kleurrijke en contrastrijke vogel waarbij het zwart de bevedering duidelijk domineert. Dit zwart wordt onderbroken door een concrete witte lengtetekening. Het voorhoofd is aan de basis geel maar schedel en nek kleuren rood. Op de flanken is er een zwarte tekening op een vuil geelwitte ondergrond. De onderbuik kleurt rood. Eigen aan deze specht, maar ook aan meerdere andere (waaronder ook de grote bonte specht) is een kleine witte vlek achter het oog.
Dimorfisme. Niet echt aanwezig, man en pop zijn zowat gelijk gekleurd en getekend maar de man zou groter en robuuster zijn dan de pop en zelfs in die mate dat de man tot twee centimeter groter is dan het wijfje.
Voortplanting. De zwartwangspecht woont in holten van afgestorven bomen. De broedtijd begint in maart en wordt in juli beëindigd. Als gebruikelijk bij dit soort vogels wordt er geen nest gebouwd maar zal de pop de eieren op de niet aangeklede nestbodem leggen. Er wordt om de dag een ei gelegd en een compleet legsel telt doorgaans vier wit gekleurde eieren. Die eieren worden door pop en man uitgebroed maar het leeuwenaandeel van de broedtijd, die veertien dagen is, wordt door het wijfje verricht. Meerdere bronnen (zie literatuurlijst op het einde van de tekst) melden dat de broedtijd een zeer delicate tijd is voor de zwartwangspecht omdat ze als makkelijke prooi wordt aanzien voor onder meer slang en arassarie en dit met de halsbandarassarie (Pteroglossus torquatus) op kop. De broedende vogel wordt gewoon in de nestholte verrast. Ontsnappen aan muil of snavel van respectievelijk slang of arassarie is door de beperktheid van de nestholte niet mogelijk. Als de jongen toch met succes zijn grootgebracht wordt het nest verlaten als ze drie weken oud zijn. Twee nesten per jaar zijn mogelijk.
Literatuur
- Animal Diversity Web.
- A Guide tot the Birds of Mexico and Northern-Central America by Steve N. G. Howell, Sophie Webb.
- Birds of Costa-Rica by Richard Garrigues and Robert Dean.