In meerdere teksten die in vogeltijdschriften verschijnen is het een vaststaand feit dat er wordt geschreven dat de jonge vogel bij de nestverlating op de pop lijkt, met toevoeging dat de bevedering doffer is, of nog dat de staart korter is enz. Toch zijn er ook jonge vogels die quasi in niets verschillen van hun ouders. Een gekend voorbeeld hierbij is de Catharinaparkiet [Bolborhynchus lineola] die het nest verlaat in dezelfde kleur en met dezelfde tekeningen als zijn ouders.
Jong. We zijn ervan overtuigd dat het merendeel van de lezers, mocht enkel de foto verschijnen van de jonge roodborst (titel), hierin de vogel niet zouden herkennen. Bij de nestverlating draagt hij een bruine bevedering met weliswaar een duidelijke druppelvormige tekening die ook gezien wordt bij tal van andere lijsterachtigen. Waar de jonge vogel wel kan aan herkend worden is aan de houding, fier rechtopstaand, maar ook aan de vrij grote ogen die de roodborst bezit. Dit laatste is ten ander ook een karakteristiek van alle lijsterachtigen. De kleur van de jonge roodborst is een ideale schutkleur. Hij valt er in elk geval veel minder mee op dan de volwassen vogel die met zijn dieprode borst echt wel in het oog springt. Niettemin worden er ieder jaar een groot aantal jonge roodborsten het slachtoffer van predatoren als daar zijn sperwer [Accipiter nisus] en andere roofvogels [Accipitriformes en Falconiformes] maar in ‘Roodborst ver weg en dichtbij’ moeten we lezen dat in hoofdzaak de huiskat [Felix catus] het grootste gevaar is voor de juveniele roodborst. Als we er van uitgaan dat de roodborst in de periode april tot juli twee nesten grootbrengt van telkens vier of vijf jongen moet het, ingeschatte, verlies sowieso groot zijn. Ook het gegeven dat het nest vaak tegen de grond wordt gebouwd lokt uiteraard zwervende katten aan waardoor jonge roodborstjes dus wel echt makkelijke prooien vormen. Maar ook, de egel [Erinaceus europaeus] is geen lieverdje en rooft wat graag eieren, hetzelfde moet ten ander gezegd van de bruine rat [Rattus norvegicus]. De prachtige rode kleur krijgt de jonge vogel tijdens de zomer en in het najaar.
Nest. Het roodborstje bouwt met grassen, mossen, vezels en bladeren een komvormig nest in klimop, tussen boomwortels maar ook tussen bodembedekkers. Maar ook onverwachte nestplaatsen worden uitgekozen waarbij we denken aan een holle steen of gewoon aan een vrijstaand nest op een vensterbank. De pop heeft van vier tot zes eieren die alleen door haar worden uitgebroed. Die zijn roomkleurig tot zacht roodachtig wit met roestbruine vlekjes en puntjes. De man brengt haar voedsel op het nest. De broedtijd bedraagt twee weken. Bij de geboorte bezit de jonge roodborst een vleeskleurige huid met op de kop en rug een duidelijk zwartgekleurde dons. De jongen worden uitsluitend met dierlijke eiwitten grootgebracht. Na een nesttijd van goed twee weken wordt het nest verlaten en houden de juveniele roodborstjes zich aanvankelijk tegen de grond op. Na de nestverlating worden de jongen nog gedurende een tweetal weken nagevoed. Wanneer het paar aan de tweede ronde begint worden de jongen uit het territorium verdreven en zoeken ze hun eigen weg. De jonge vogel wordt in het daaropvolgende jaar kweekrijp.