De visarend [Pandion haliaetus] leeft uitsluitend van levende vissen die hijzelf moet bejagen. Hij zal dit nooit in groep doen, steeds individueel ook al bevinden er zich soortgenoten in zijn onmiddellijke omgeving. De vissen worden met een snelle stootduik, met de kop naar voor, gevangen waarbij de vogel de vlijmscherpe nagels net voor het wateroppervlak spreidt.
Middelgroot. Hoewel arenden tot de grotere roofvogels worden beschouwd geldt dit niet voor de visarend die als een middelgrote roofvogel wordt aanzien. Nochtans bezit hij een grootte van 60 centimeter voor het wijf en 55 centimeter voor de man. Als een dergelijke vogel vliegt krijgen we een spanwijdte van 150 tot zelfs 170 centimeter wat toch niet niks is. En met wat hiervoor staat hebben we reeds subtiel aangegeven wat het verschil is tussen man en pop: de grootte want voor de rest zijn ze zowat gelijk gekleurd en getekend. De foto die bij deze tekst afgedrukt staat geeft naar mijn aanvoelen een prachtig beeld van wat de visarend is. Ik zou zeggen: kijk en geniet. Een volwassen vogel kleurt quasi volledig bruin op de bovendelen, terwijl het wit van het onderlichaam hiertegen sterk contrasteert. Wie foto’s van vliegende vogels bekijkt stelt vast dat niet alleen de ondervleugels sterk getekend zijn maar ook de staart. En nog, hoewel er tussen visarenden wel meerdere individuele verschillen te zien zijn is het zo dat de borst zelden uniform wit kleurt. Steeds zal er een bruine ondergrond, in meerdere gradaties, terug te vinden zijn. Bijzonder interessant lijkt mij de kop te zijn. De knalgele ogen priemen er werkelijk uit, de smalle zwart gebogen snavel evenzeer. Terloops merken we graag op dat de gele oogkleur een karakteristiek is van volwassen vogels. Bij jonge exemplaren kleuren die oranje. Let op de bruine teugel die dwars door het oog loopt. Waar we geenszins voorbij kunnen zijn uiteraard de poten. Die zijn bijzonder sterk ontwikkeld waarbij de loopbenen bepluimd zijn. De sterke poten met de vlijmscherpe nagels vormen de levensverzekering van de visarend gezien hij slechts alleen levende vis nuttigt. En die vis varieert van visjes (± 200 gram) tot vissen (± 2000 gram) en het maakt echt niet om welke soort het gaat.
Wereldburger. Van de visarend zijn vier geografische rassen beschreven. Deze vogel is dan ook over serieuze delen van de wereld verspreid. Zo:
- H. haliaetus (Linnaeus, 1758). Deze wordt de westelijke visarend genoemd. Leeft onder andere in Groot-Brittannië en Scandinavië.
- H. carolinensis (JF Gmelin, 1788). Leeft in Alaska, Canada, de Verenigd Staten.
- H ridgwayi (Maynard, 1887). Is een vogel van het Caribisch gebied, met inbegrip van de Bahamas, Cuba en Belize.
- H. cristatus (Vieillot, 1816). Deze ondersoort wordt de oostelijke visarend genoemd. Komt voor op Borneo, Java en Bali, maar ook in Nieuw-Guinea (inclusief de Bismarck Archipel), en aan de kusten van Australië, Salomo en Nieuw-Caledonië.
Nederland. Bij mijn weten wordt de visarend in België alleen waargenomen als doortrekker. In Nederland werd in 2014 op twee plaatsen een nest gebouwd, maar tot kweken kwam het (nog) niet.
Biotoop. Het laat zich makkelijk raden, gezien het voorgaande, dat de visarend aan water en hierbij horend aan visrijke gebieden, gebonden is. Komen hiervoor in aanmerking: grote vijvers, visrijke rivieren, mangroves, meren, rivieren … waar vissen tot aan het wateroppervlak komen. Let wel, prooien moeten niet echt zichtbaar zijn gezien de visarend soms aan bewegingen aan het wateroppervlak genoeg heeft om een mogelijke prooi te slaan. Hou er wel rekening mee dat lang niet iedere poging tot buit leidt. Omwille van de mogelijkheid dat water in de winter kan bevriezen trekt de visarend bij de herfst (soms al half september) naar warmere Afrikaanse overwinteringsgebieden.
Voortplanting. Pas tijdens het derde levensjaar wordt de visarend geslachtsrijp. Het horst wordt het liefst hoog in een boom gebouwd en soms jaren na elkaar gebruikt. Omdat er van jaar tot jaar wijzigingen en bijhorend materiaal (vooral takken) worden aangevoerd kan het nest serieuze vormen aannemen. De binnenzijde wordt grotendeels bekleed met grassen en mossen. Naar verluidt wordt er soms ook op kliffen genesteld (Corsica) en ook worden grondnesten gemeld die onder andere werden gemaakt rond de Rode Zee. De broedtijd loopt van maart tot mei. Het wijf legt twee, hooguit drie eieren en die worden plusminus drieënveertig dagen bebroed. De broedtijd begint onmiddellijk nadat het eerste ei is gelegd. Dit speelt geweldig in het nadeel van het kleinste jong gezien de tussentijd tussen het eerste en het derde ei meerdere dagen kan bedragen. De jonge vogels worden door beide ouders grootgebracht met, uiteraard, vis. Gedurende de eerste levensweken van de jongen is het vooral de man die proviand aanvoert. De vis wordt dan door het wijf verscheurd en aan het jong of de jongen in kleinere stukken aangereikt. Wanneer de juveniele visarenden in de pluimen komen gaat ook het wijf op jacht. Het duurt circa vijftig dagen voor de jongen vliegvlug zijn. Ze worden hierna nog gedurende een maand of twee maanden nagevoed. Er is slechts één kweekronde per jaar.
Literatuur: Greifvögel und Eulen. Verlag Kaiser.
Wikipedia.