Al meermaals werd geschreven dat de rode kleur van de kanarie ooit is gehaald bij de kapoetsensijs [Spinus cucullata], een vogeltje dat momenteel op de fameuze rode lijst prijkt en daar als ‘bedreigd’ aanzien wordt, iets wat echt geen goed nieuws is. Daarentegen is het zo dat dit 11 centimeter groot vogeltje in avicultuur door menig liefhebber met succes wordt gekweekt.
1. Hoe ziet de kapoetensijs eruit?
Deze vogel, althans de man, heeft vooral een briljante rode kleur in de bevedering die om aandacht vraagt. Lang geleden werd dit vogeltje precies hierom massaal naar alle windstreken van de wereld uitgevoerd, en dit zou volgens de wetenschap één van de redenen kunnen zijn dat het met de kapoetsensijs in het wild niet zo goed gaat. Een andere, wel opvallende, kleur blijkt zwart te zijn. En ook hier valt die kleur in hoofdzaak bij de man op. Kop en vleugels kleuren keurig zwart al wordt dit zwart onderbroken door een rode vleugeltekening en rode vleugelspiegels. Voor het wijfje kunnen we schrijven dat haar kleur veel minder in het oog springt, en dat ze tegenover de man slechts een weinig rood bezit in een wat afgewassen kleur en dit in hoofdzaak op borst en vleugels.
2. Wat is de betere huisvesting?
Wat dit betreft gaat het geenszins om een moeilijke vogel, hoewel. Alle hier aanwezige vogels zijn afstammelingen van in Europa gekweekte exemplaren wat inhoudt dat er met acclimatisatie niet echt rekening moet gehouden worden. Maar toch, de liefhebber die hem houden/kweken wil moet toch in het achterhoofd houden dat de kapoetsensijs uit een land komt waar veel warmte, zon en licht is. En dat zit er, ondanks de vele generaties hier gekweekte vogels, nog altijd in. Tegen kilte is het geenszins opgewassen en ook bij grote temperatuurschommelingen voelt het zich niet goed. Kortom, de kapoetsensijs moet altijd verwarmd overwinterd worden en dit in een kraaknette, goed verluchtbare en droge omgeving. Wie hieraan niet kan voldoen ziet beter van de aanschaf af. Alleen gedurende de zomermaanden kan de kapoetsensijs in een buitenvolière aarden. En verder willen we onderstrepen dat de behoefte aan beweging groot is. De kapoetsensijs is een bezig vogeltje dat ruimte en gezelschap nodig heeft. Slechts gedurende de kweektijd kan het in een kleinere kweekkooi, paarsgewijs dan nog, gehouden worden.
3. Aan wat moet de voeding voldoen?
De natuurlijke voeding bestaat grotendeels uit zaden en in mindere mate uit insecten. Een enorm geluk is dat er in ons land meerdere goede fabrikanten van vogelvoeders zijn die specifieke mengelingen op de markt hebben gebracht. Ook voor sijzen, in het algemeen, is dit geschied en we kunnen beamen dat die mengelingen uitstekend aan de behoeften van de kapoetsensijs voldoen. Daar komt bij dat eivoer en andere bijkomende voedingen graag worden aanvaard. Ten ander, eivoer is broodnodig voor de opfok van de jongen maar buiten de broedtijd, om telkens weer dezelfde reden -vetzucht- kan dit slechts matig aangereikt worden. Groenvoer, onkruiden, trosgierst? Jawel ook hier kunnen we dit vogeltje mee plezieren. En nog, en lang niet onbelangrijk, de kapoetsensijs houdt er niet van om de voeding op de volièrebodem te moeten zoeken. Reik het in keurig uitgewassen en nette eetbakjes hoog aan. Dit is nog een eigenschap die de gedomesticeerde kapoetsensijs nog niet verleerd is, ook in Venezuela waar het in hoofdzaak in vrijheid leeft, wordt het voedsel altijd hoog gezocht!
4. En wat met het drink- en badwater?
We trappen een open deur in door te stellen dat water levensbelangrijk is. En dit lang niet alleen voor de kapoetsensijs maar voor alle levende wezens. Maar toch, naar mijn inzicht is zuiver water hier een absoute noodzaak omdat bevuild water leidt tot moeilijkheden en kapoetsensijzen zijn naar mijn aanvoelen daar meer gevoelig voor dan andere vogels. Badwater moet zeker aangereikt worden, en zelfs dagelijks, maar om dezelfde reden als beschreven bij het drinkwater mag/kan het nooit lang in kooi of volière blijven. En verder moet er gedurende de volledige rui een kleurstof via het drinkwater gegeven worden, ten minste indien we willen dat onze kapoetsensijs er ook na de rui mooi rood uitziet.
5. En hoe zit het met hygiëne?
Nauw aansluitend met wat hiervoor staat moet het gezegd dat de kapoetsensijs sterk op hygiëne is gesteld. Nog meer als bij andere vink- of sijsachtigen moeten kooien en andere verblijven wekelijks, en liefst meer, gereinigd worden waarbij ook het poetsen van zitstokken, eet- en drinkbakjes niet vergeten wordt. Op de kooibodem wordt een goede bodembedekker geplaatst waarbij onze persoonlijke voorkeur, nog steeds, uitgaat naar het alom gekende en welriekende schelpenzand. Bespaar hier niet op, het vertaalt zich in een goede gezondheid van de vogels wat dan weer leidt tot goede kweekresultaten.
6. Hoe wordt dit vogeltje gekweekt?
Om een hiervoor aangehaalde reden (warmte) worden de meeste juveniele kapoetsensijsjes gekweekt in een ruimere kweekkooien. Naar mijn persoonlijk aanvoelen, en om de aangehaalde reden van beweeglijkheid, kunnen kweekkooien niet groot genoeg zijn. Een kweekrijp wijfje zal een vrij klein, maar heel kunstig nestje bouwen, in een aangereikt nestmandje dat liefst zo hoog mogelijk wordt aangebracht. Met de hulp van vooral zachte materialen als sharpie, geknipte dierenharen, wol, katoen, veertjes …wordt het nestje gemaakt en kunnen er in de volgende dagen eitjes verwacht worden. Het aantal gelegde eieren varieert van drie tot vijf. Het eitje van een dergelijk klein vogeltje is, logischerwijze, ook niet groot en een volledig legsel varieert van drie tot hooguit vijf eieren. De eieren kleuren lichtblauw met zo nu en dan enkele verspreidstaande puntjes en vlekjes in een donkere kleur. Alleen de pop broedt en na een broedtijd van dertien dagen worden de kleintjes geboren. Die bezitten een vleeskleurige huid met een lichte dons.
7. Hoe verloopt het opgroeien van de jongen?
Bij een ‘normaal’ broedsel zetten beide oudervogels zich gezamenlijk in voor de opfok van de jongen. Met ‘normaal’ bedoelen we dat de man nog bij de pop toeft want het gebeurt dat de broedende pop door hem gedurende de broedtijd gestoord wordt. Dit kan tot gevolg hebben dat een broedronde verloren gaat. Uit de man zich als stoorzender dan moet hij onverwijld verwijderd worden. In dat geval zal het wijfje, doorgaans is ze meer dan een uitstekend moedertje, met succes alleen instaan voor het grootbrengen van de jongen. Dit gebeurt met in de krop geweekte zaden én eivoer die gedurende de eerste vier dagen (bij een normaal broedsel dus) eerst door de man aan de pop wordt doorgegeven en de pop aast het op haar beurt aan de jongen. De ontwikkeling van de jonge sijsjes verloopt vrij spectaculair en rond de achttiende levensdag wordt het nest verlaten. Het groeiproces van de jongen kan als volgt samengevat worden:
Dag 1 tot 4. Pop houdt de juveniele sijsjes warm. Man aast de pop. Pop aast de jongen.
Dag 5 tot 6. De ogen openen zich, ook tijd om het ringetje om het pootje te schuiven. Beter is het om deze ring af te plakken met een vleeskleurig ventielslangetje. De reden hiervoor is dat de kapoetsensijs tijdens de eerste dagen het nest zeer net houdt. Niet alle kapoetsensijzen vinden dat een ring in een nest thuishoort.
Dag 7 tot 18. De jongen veranderen zienderogen. De uitwerpselen worden aan de bovenkant van het nest gedeponeerd en worden niet meer door de ouders weggedragen. De veertjes groeien enorm rap en op de achttiende levensdag wordt het nest verlaten. De jongen keren er niet meer naar terug maar brengen dag en nacht door op een zitstok.
Dag 19 tot 35. De jonge vogeltjes worden nog twee weken nagevoed. De flets gekleurde jongen veranderen snel, rond de vijfendertigste dag is de staart volgroeid en kunnen ze apart worden geplaatst.
8. Hoe verloopt de jeugdrui?
De jeugdrui begint wanneer de vogeltjes ongeveer tien weken oud zijn. Het geslacht is dan al snel te achterhalen. De jonge man toont al heel vlug zwarte kopveertjes, vandaar. Om de rode kleur te bekomen is het in avicultuur nodig om de vogels via het drinkwater op te kleuren. Bij het beëindigen van de zesde levensmaand is er inzake kleur, grootte enzovoort geen verschil meer te merken tussen overjarige en jonge vogels. Wordt er geen kleurvoeding gegeven dan resulteert dit in een flets oranjekleurige vogel.
9. Hoe zit het de zangkwaliteiten van de man?
Wel smaken kunnen uiteraard verschillen maar persoonlijk hou ik wel van het mooie, zachte lied dat door de man wordt uitgebracht al moet daar onmiddellijk aan toegevoegd worden dat de kapoetsensijs daar niet bepaald voor bekend staat. Weet ook dat in de natuurlijke habitat het lied wordt gezongen vanop een hoge zangpost.
10. Bestaan er kleurmutaties?
Jazeker, ook hier hebben meerdere mutaties het licht gezien. Zo kennen we onder andere bruin, agaat, pastel, topaas … en die kleuren kunnen met elkaar gecombineerd worden wat leidt tot bvb. bruinpastel.
Lijkt de Magelaansijs niet de “gele”broer van de Kapoetsensijs???..