Bij vogels wordt algemeen aanvaard dat mannelijke dieren doorgaans mooier gekleurd zijn dan vrouwelijke exemplaren. Uitzonderingen vormen, als steeds, de regel! Een prachtig voorbeeld hiervan is de edelpapegaai [Eclectus roratus]. Man en pop kleuren dusdanig verschillend dat het niet vreemd kan genoemd worden dat in de ornithologische wereld lang is gedacht dat het om twee verschillende soorten ging.
Kleuren. Toen de ornithologische wereld erachter kwam dat die rood en groen gekleurde vogels eigenlijk man en pop waren van dezelfde soort werd ervan uitgegaan dat die prachtig rood- met paarsgekleurde vogel wel de man mo
ést zijn en dat die veeleer bescheiden groengekleurde papegaai wel de pop moést zijn. Niet dus! De edelpapegaai geldt in de ornithologische wereld, en meer specifiek in de parkietenwereld, als hét voorbeeld dat dit lang niet zo hoeft te zijn. Terloops, er zijn nog vogels waarbij de pop veel mooier gekleurd is dan de man. De rosse franjepoot [Phalaropus fulicaria] is hier een mooi voorbeeld van. En voor alles is een reden. Dat de vrouwelijke edelpapegaai mooier is dan de man moet, volgens de wetenschap, gezocht worden in het gedrag van bewuste vogel waar zowel man als pop meerdere partners hebben. Een mooi woord hiervoor is polygynandrie.
Herkomst. De edelpapegaai wordt als een standvogel beschouwd die in meerdere ondersoorten, wel tien, voorkomt in Nieuw-Guinea, Indonesië maar ook in Noord Australië. Daar wordt geleefd in biotopen gaande van het regenwoud, boomsavannes en mangroves. Er wordt geleefd van vruchten, zaden, bloesems maar ook worden strooptochten ondernomen naar plaatselijke maisvelden.
Eigenheden. De grootte wordt gesitueerd rond 35 centimeter. Het verschil tussen man en pop is enorm. De man kleurt voor het grootste deel groen. De slagpennen kleuren blauw en in de flank wordt een rode kleur opgemerkt. Staarttoppen kleuren hier geel. De bovensnavel bezit een licht oranjegele kleur, de ondersnavel is zwart. De pop is uniek roodgekleurd met een wat meer donkere kleur op rug en vleugels. Haar mantel en dekveren zijn grotendeels paars, slechts afgelijnd met een blauwe vleugelrand. Het staartuiteinde kleurt bij haar oranjerood maar op de onderkant wordt dit als geel gezien. De snavel kleurt hier, in tegenstelling tot die van de man, volledig zwart.
Levenswijze. De broedperiode niet te na gesproken wordt de edelpapegaai gezien in kleine groepjes, nooit in grotere benden. De liefhebber van papegaaien en/of grote parkieten zal het niet vreemd in de oren klinken dat ook de edelpapegaai minimaal drie jaar, maar meestal nog ouder, moet zijn om tot voortplanten te komen. En zoals dat gaat voor dit soort vogels wordt er genesteld in natuurlijke broedholten die zich hebben ontwikkeld in hoge boomtoppen. Eenmaal de pop zich een nestholte heeft toegeëigend wordt die fel verdedigd tegenover soortgenoot of andere mogelijke kaper. Ze zal de omgeving van het nest nog amper verlaten en dit is slechts mogelijk omdat een groter aantal mannen haar rond de broedplaats komen voeden. Aangenomen wordt dat minimaal vier of vijf mannen voor haar zorgen. Die doen dit met de achterliggende gedachte om, vroeg of laat, met haar te kunnen paren en op die wijze vader te worden van haar jongen. Maar, als aangegeven, het wijfje paart sowieso met meerdere mannen. Van het vaderschap is hier niemand zeker al wordt aangenomen dat diegene met de meest felgroene kleuren wel écht kans maakt!
Eieren & jongen. Het wijfje legt slechts één tot drie witgekleurde eieren die alleen door haar worden uitgebroed. Naar wordt beweerd zal de man ook nooit door het wijfje in het nest toegelaten worden. Hooguit tot aan de nestopening, verder komt hij niet. De broedtijd is precies achtentwintig dagen. De jongen, die volledig donsloos worden geboren (later komt er wel zwarte dons tevoorschijn), worden door de pop uit de krop gevoed maar wel met voedsel dat ze door meerdere mannen net buiten het nest of aan de nestingang ontvangen heeft. Bij het beëindigen van de derde levensweek gaan de oogjes van de edelpapegaaitjes open en nog een week later kan het geslacht van de jongen bepaald worden omdat de jonge wijfjes dan al wat rode veertjes laten zien. Na een nesttijd van tien tot elf weken wordt er uitgevlogen.
Avicultuur. Schoonheid valt op! De edelpapegaai is in avicultuur een geliefde vogel geworden al moet het gezegd dat de vraag nog altijd groter is dan het aanbod. Mits het lang niet gaat om een kleine vogel is een grotere huisvesting beter waarbij komt dat het niet gaat om een winterharde vogel. Een lichtjes verwarmd (vorstvrij) binnenhok is een must. Ten ander, de eigenaar stelt vast dat de edelpapegaai écht levendig wordt bij goed weer en veel zon en dat hij daarbij uitbundig van een waterbad kan genieten. Ten ander, hij laat zich ook wat graag natregenen! Gezien de grootte en zijn sterk ontwikkelde poten moeten er ook dikke, krachtige zitstokken aangeboden worden. Wat de voeding betreft wordt uitgegaan van een mengeling voor grote parkieten, pellets en een grote waaier aan vruchten (appel, appelsien, druif, aardbei …) noem maar op. Ook jonge maïs, nog in de kolf, wordt graag genuttigd. Wie deze vogel houdt moet ook vaststellen dat hij niet genuttigd voedsel gewoon verkwist door het uit de eetbak op de grond te gooien. Hierbij wordt gebruik gemaakt van vooral de snavel maar soms ook van de poten.
Kweek. Kweekresultaten in avicultuur komen gelukkig voor. Hierbij wordt geadviseerd een nestkast te gebruiken van 60 centimeter hoog met een grondoppervlak van 25 x 25 centimeter. Voor de nestopening wordt een diameter van 12 centimeter gekozen. Nestmateriaal wordt niet gebruikt maar hierin geplaatste wilgentakken worden fijn geknaagd en op de nestbodem getolereerd.