Spreeuw, veelzijdige vogel!

De spreeuw [Sturnus vulgaris] staat onder andere gekend om de gave van het feilloos nabootsen van klanken, geluiden of wat dan ook van dingen, dieren en andere vogels. Bijzonder is ook dat hij ieder jaar weer verandert van een sterk gespikkelde vogel naar een haast uniform zwartgekleurd diertje, dit komt uiteraard door het afslijten van de veren. Wat eerst verdwijnt zijn de toppen en het is precies daar waar de stippen zich bevinden. Willen we de spreeuw opnieuw in zijn volle gratie zien dan moeten we wachten tot na de ruitijd, dan pas is die vogel écht op zijn mooist.

Habitat. Net als de huismus [Passer domesticus] leeft ook de spreeuw waar mensen zijn. De vogel komt voor op het platteland, in tuinen en parken maar ook in de meest mooie lanen van steden waar hij zelfs in de meest grote buildings alsnog voldoende ruimte vindt om te nestelen. Maar ook houdt hij van grote open ruimten waar hij op grasvelden kan foerageren. Ook houdt hij van waterrijke omgevingen en zelfs aan de rand van woestijnen is het geen onbekende soort.

Alleseter. Bijna alle spreeuwensoorten staan beschreven als alleseters. De Europese spreeuw kan hierom op meerdere foerageerplaatsen aangetroffen worden maar zeker is dat de vogel zich vooral concentreert op insecten en kleine gewervelde dieren als die ter beschikking zijn. Ten ander, om de jongen groot te krijgen is er een massa aan levend voer nodig. Maar het is juist, de spreeuw is niet vies van fruit, bessen, granen, zaden, brood, aardappelen en verder alles wat eetbaar is en door de mens wordt weggegooid. De spreeuw zoekt het voedsel bijna altijd op de grond en gekend is dat hij de snavel in de zachte bodem stopt, hem opent om op die manier aan insecten en vooral aan engerlingen te komen.

Nest. Op papier gaat het om een holenbroeder maar het staat vast dat er ook nesten worden gemaakt in richels en dat er zelfs gewoon vrijstaande nesten tot de mogelijkheden behoren. Gewoonlijk dient een boomholte [een oud spechtennest] als nestplaats maar bij mij thuis bouwt de spreeuw gewoon de kinderkamer onder pannen, net zoals de huismus [Passer domesticus] het pleegt te doen. Ook is het zo dat de man de nestplaats kiest en zelfs al met alle mogelijk nestmateriaal begint te slepen nog voor hij eigenlijk een partner heeft. Concentreert de spreeuw zich bij het begin van de bouw nog op natuurlijke elementen als wortelvezels, twijgjes, hooi, pluimen, gedroogde grassen enz. dan gebeurt het ook dat er stukjes plastiek en papier in het te bouwen nest verwerkt worden. De pop beoordeelt het nest en voegt er steeds nieuwe elementen aan toe, onder meer is het zo dat ze erop staat dat er [nog] groen nestmateriaal [bladeren] in het nest verwerkt worden.

Kweek. De pop legt van vier tot zes blauwgekleurde eieren. Ze worden om de dag gelegd en een ei zou een gewicht hebben van zeven gram. De broedtijd begint wanneer de pop haar voorlaatste ei heeft gelegd. Bij veel Europese vogels broedt de pop alleen maar bij de spreeuw neemt ook de man zijn responsabiliteit en lost geregeld de pop af om zelf te broeden. De broedtijd is met twaalf, hooguit dertien dagen kort te noemen. Wanneer de embryo’s volgroeid zijn breken ze uit het ei. Zoals u waarschijnlijk weet bezit de jonge vogel hiervoor een eitand, een handig natuurlijk hulpmiddel om de soms harde schaal letterlijk te kraken. Die eitand valt hierna af omdat hij in het verdere leven van de vogel geen nut meer heeft. De restanten van de gebroken schaal worden door spreeuwman, of spreeuwpop weggedragen om ze meters verder te laten vallen. Dit wordt uiteraard gedaan om het nest niet aan predatoren te verraden. Een pasgeboren spreeuw bezit een vleeskleurige huid, grote geelgekleurde mondhoeken maar is vrijwel kaal. In het begin worden jonge spreeuwen om beurten warm gehouden door ma of pa terwijl de andere ouder voedsel zoekt. Onder meer door de dierlijke eiwitten die worden verstrekt groeien de jongen spectaculair snel, rond de achtste dag is de bevedering al goed ontwikkeld. Naar Hugh Gallacher verhaalt zou een jonge spreeuw per dag de helft van zijn lichaamsgewicht opeten. Wanneer er vijf jongen te voeden zijn betekent dit voor de ouders een gigantisch werk! De spreeuw voedt haar jongen vanaf zonsopgang tot zonsondergang, dus behoorlijk lang!

Voedsel. Het voedsel dat wordt gezocht en aangebracht bestaat uit insecten en andere dierlijke eiwitten als maden, rupsen, spinnen enzovoort. Naar verluidt is er een zekere voorkeur voor engerlingen, dit zijn larven van kevers met onder meer die van de gekende meikever [Melolontha melolontha]. De vermelde tactiek om de snavel in de grond te stoppen en hem daarin te openen heeft de spreeuw zich daarom eigen gemaakt. Apart is ook dat de tong van de spreeuw voorzien is van stekeltjes die naar achter zijn gericht. Zo blijft het voedsel makkelijker ‘hangen’ en kan de voedselzoekende spreeuw meer dan één insect naar het nest brengen waarbij komt dat verschalkte prooien door het overvloedig produceren van speeksel ook aan elkaar klitten. Jongen voeden in een donkere nestholte is niet eenvoudig. Maar ook hier wist moeder natuur een antwoord op. De vermelde gele mondhoeken vallen in de donkere nestkast wél op waardoor de juveniele spreeuwen blindelings worden gevonden. En terloops, die mondhoeken blijven niet groot. Hoe ouder de jongen worden hoe kleiner ze worden. Let er maar eens op, bij een uitgevlogen jonge vogel zijn die mondhoeken soms nog amper te zien.

Groei. Wanneer de jongen een week oud zijn openen de ogen zich en komen de eerste veertjes concreet door. Rond de twaalfde dag is de jonge spreeuw al in staat om de nog onbevederde kop door de nestholte te stoppen waarbij het gebeurt dat de met voedsel aanvliegende ouder dit jong als eerste bedient. Vandaar ook dat er zich binnen het nest al een ‘struggle for life’ afspeelt en het gebeurt dat spreeuwenjongen tot ver buiten het nest schreeuwend om voedsel gehoord worden. Bedenk ook dat ouders reageren op prikkels die ze van de jongen krijgen. Specifiek bij de spreeuw is het zo dat de grootste schreeuwer vaak het eerst wordt bediend en ook het meeste voedsel ontvangt.

Hygiëne. Maar niet alleen spendeert de spreeuw veel tijd aan het voedselzoeken. Zeker is ook dat er tijd wordt uitgetrokken voor nesthygiëne. De mest van jonge vogels zit verpakt in een dun, maar toch sterk vliesje dat de ouders in staat stelt om de mest weg te dragen. Zou dit niet gebeuren dan verandert het nest in geen tijd in een stinkende brij waarin niet te leven valt. Ook werd vastgesteld dat, in een niet te hoog nest, het gebeurt dat de jonge vogels de mest door het invlieggat proberen te plaatsen. Het nest wordt op die manier wel makkelijk verraden want door de band zijn hiervan sporen onder het invlieggat terug te vinden.

Uitvliegen. De jonge spreeuw houdt het in het nest na drie weken voor bekeken en vliegt uit. En ‘uitvliegen’ mag letterlijk genomen worden want al hebben ze voorheen nooit gevlogen, ze kunnen het als de beste en dat kan niet van elke zangvogel gezegd worden. Wat ze niet onmiddellijk onder de knie hebben is het landen want daar loopt het bij de inschatting soms verkeerd. Weet ook dat de juveniele spreeuwen niet altijd samen het nest verlaten. Na het uitvliegen verandert er in principe weinig aan de bezigheden van de oudervogels. Het voedselzoeken om de hongerige jongen te spijzen blijft bestaan, van de nesthygiëne zijn ze wel van af. Hongerige jongen verraden hun schuilplaats door een aanhoudend ‘tserr’-geluid waarop de ouders ze feilloos weten te vinden. Hoe ouder de jongen worden hoe zelfstandiger ze zich gaan gedragen en heel snel gaan ze samen met de ouders foerageren. Nog wat later sluiten de jongen uit de verschillende nesten zich bij elkaar aan en trekken zwervend in de biotoop rond en nemen voor altijd afscheid van ma en pa.

Jeugdrui. Bij het uitvliegen toont de jonge spreeuw zich geenszins in het prachtige kleed van de oudervogel. Hij bezit slechts een uniforme muisgrijze bevedering met een donkergekleurde snavel. De keel toont lichtgrijs. Om gekleurd en getekend te worden als de oudervogel moet de jonge spreeuw een eerste rui doormaken. Dit wordt jeugdrui genoemd waarbij, in tegenstelling tot een volledige rui, vleugel- en staartpennen niet worden verwisseld. Begin september is die jeugdrui achter de rug en lijkt de jonge spreeuw volkomen op de oudervogel. Of toch niet want hij die goed toekijkt zal zien dat de bevedering bij de juveniele vogel meer gespikkeld is dan bij de oudere vogel maar ook dat de glans die de bevedering siert minder uitgesproken is bij een jeugdig exemplaar.

 
Digiprove sealThis content has been Digiproved © 2022 Danny Roels

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *