De naam spotvogel [Hippolais icterina] zal de meeste lezers niet vreemd in de oren klinken. Toch zijn we ervan overtuigd dat slechts weinigen deze vogel ook in de natuur al gezien hebben. De reden ligt voor de hand, de spotvogel leidt geenszins een liederlijk bestaan waarbij komt dat hij zich vooral ophoudt in dichte vegetatie van boomtoppen. Het gaat om een trekvogel doe het grootste deel van zijn tijd doorbrengt in tropisch Afrika. Naar onze regio’s wordt enkel afgezakt om te kweken.
Karakteristieken. De spotvogel toont volgende eigenheden:
- Overwegend lichtgeel gekleurde vogel,
- Een duidelijk, lichter gekleurde wenkbrauw,
- Spitse snavel, ondersnavel lichter gekleurd aan de basis,
- Aarsbevedering en onderstaartdekveren vuil geelwit gekleurd,
- Grootte: 13 centimeter,
- Geen dimorfisme tussen man en pop.
Voedsel. De spitse snavel geeft aan dat het gaat om een insectenetende vogel. Als gesteld houdt hij zich het liefst op in boomtoppen waar hij leeft van kleine insecten maar ook van rupsen, kevertjes, vliegen, kleine spinnen en bladluizen. Ook houdt de spotvogel van larven en poppen van de zich ontwikkelende insecten. Leuk om weten is ook dat het voedsel niet alleen wordt verzameld op de bovenkant van de bladeren maar het ook wordt gezocht en gevangen op de onderkant. Vliegende insecten worden soms geslagen in de vlucht.
Biotoop. De spotvogel kan in meerdere biotopen gezien worden. Zo komt hij voor in bossen met veel open ruimten maar net zo goed valt de zang vooral te horen in parken. Ook in landbouwgebieden met dichte aanplantingen kunnen een goede biotoop zijn net als struwelen. Een struweel is, nota bene, een vegetatie van struiken van een tot vijf meter hoog dat zich bevindt aan bosranden.
Zang. De naam ‘spotvogel’ is een verwijzing naar het feit dat deze soort makkelijk andere vogels kan imiteren waardoor het lijkt of hij met hen spot. En toch, de spotvogel hoeft geen vogels na te doen wat de eigen zang kan best aardig genoemd worden. Hij bezit een luide, scherpe en afwisselende zang, best aardig om horen.
Nest. Tijdens de kweektijd, die begin mei start, leeft de spotvogel monogaam (paarsgewijs). Het nest wordt gemaakt in bomen en struiken en dit haast altijd tegen de stam aan. Het bevindt zich op een hoogte gelegen tussen anderhalve en vier meter. Het gaat om een napvormig nest dat voor het grootste deel alleen door de pop wordt gebouwd. Ze gebruikt hiervoor uitsluitend plantaardig materiaal dat bestaat uit hooi, bladeren en wortelvezels. Voor de binnenkant wordt gekozen voor mossen en dierlijk materiaal als wol, spinrag en haren. Het nest heeft een doorsnede van circa zes centimeter. Een volledig legsel bestaat uit vier tot vijf eieren, meer eieren wordt als uitzonderlijk beschouwd. Apart aan het ei is dat het een vaalwitte tot roosachtige ondergrond heeft waarop meerdere donkerbruine vlekjes en puntjes staan. Enkel de pop broedt, de broedtijd loopt van twaalf tot veertien dagen. De jonge naakte, vleeskleurige vogeltjes bezitten een licht oranjekleurige mondholte met daarin twee zwarte vlekken.
Jongen. De man wordt tijdens de kweektijd pas écht actief wanneer er jongen zijn. Samen met de pop zorgt hij voor voedsel dat, hoe kan het anders, louter uit insecten bestaat. De jonge spotvogels groeien bijzonder snel en na goed twee weken wordt het nest verlaten. Ze lijken dan sterk op hun ouders maar zijn valer van kleur. Man en pop zullen nog gedurende twee weken voor de nazorg instaan. Gezien de korte tijd dat de spotvogel in ons land toeft (van eind april tot eind augustus) heeft het koppel door de band slechts een nest, twee wordt als uitzonderlijk beschouwd.