Senegal vuurvink

Van alle vuurvinken is de Senegal vuurvink [Lagonosticta senegala] het best gekend bij exotenkwekers. Destijds werd het in de handel gedurende meerdere perioden in het jaar aangeboden al was de acclimatisatieperiode niet meteen de meest vrolijke tijd voor dit vogeltje. Op vandaag geldt het nog altijd als een mooi exootje dat door menig prachtvinkenkweker in het hart wordt gedragen. Wie het ooit in zijn bezit heeft gehad, wil het niet meer kwijt.

Herkomst. De Senegal vuurvink, 10 cm groot, is een vogeltje met een vrij groot Afrikaans verspreidingsgebied. De wetenschap heeft zes ondersoorten beschreven. Bij tal van vogels zijn die ondersoorten slechts door échte specialisten visueel te onderscheiden maar bij de Senegal vuurvink zijn er tussen die zes ondersoorten, ook voor de leek, makkelijk te vinden verschillen in vooral kleurennuances en in de witte stiptekening op borst en flanken die van heel weinig tot heel veel kan oplopen. De ondersoort Lagonosticta senegala ruberrima wordt vaak als de meest mooie Senegal vuurvink naar voor geschoven omdat hier én de kleur het diepst is én de aangegeven tekeningen het meest aanwezig zijn. Die vogel staat in liefhebberskringen ook vermeld als ‘prachtamarant’, en dat doet geenszins de waarheid geweld aan. Wat de ondersoorten gemeen hebben is dat ze zich in dezelfde biotoop ophouden en zich ook op een identieke wijze voeden. Die biotoop is typisch voor astrilden en bestaat grotendeels uit open graslanden met verspreidstaande bomen (acacia’s). In dit landschap wordt gezocht naar grassen en graszaden maar ook naar kleine insecten die voor de opfok van de jonge vuurvinken onontbeerlijk zijn. Er wordt gefoerageerd per koppel of in kleine familiegroepen.

Dimorfisme. Beide geslachten zijn heel eenvoudig uit elkaar te houden. Hij toont zich op zijn mooist in een dieprode kleur die zowat over het volledige lichaam is terug te vinden, zij heeft een donkerbruine kleur. Van ondersoort tot ondersoort zijn, als hiervoor aangegeven, meerdere kleurennuances aan te duiden. Wat man en pop gemeen hebben is de stippentekening op borst- en bovenflanken. Bij alle ondersoorten valt de gele oogring duidelijk op.

Look alike. Alle vuurvinkensoorten hebben heel wat gemeen maar bezitten verder, van soort tot soort, duidelijke verschillen. Een echte look alike is misschien overdreven, maar toch heeft de roze of de jameson vuurvink [Lagonosticta rhodopareia] naar ons aanvoelen een vergelijkbaar voorkomen met de Senegal vuurvink al zijn er ook hier duidelijke verschillen. Bij de roze vuurvink is de rug vooral bruiner waarbij het rood een lichtere, zeg maar roosachtige kleur bezit. Eigen aan de pop is dat er bij haar een rood vlekje is tussen oog en snavel. Bij man en pop toont de snavel (onder en boven) loodgrijs daar waar die bij de Senegal rood toont. De oogring die bij het Senegal vuurvinkje geel is, is bij de roze vuurvink roze.

Verzorging. De Senegal vuurvink is in avicultuur, net als die andere kleine en vergelijkbare astrilden, een vogeltje dat het begrepen heeft op kleine gierstsoorten, onder meer trosgierst (Panicum italicum) en pluimgierst (Panicum miliaceum) al maakt ook hier een mengeling voor kleine exotische vogels doorgaans de basisvoeding uit. Als geschreven eten vuurvinken in de natuurlijke habitat vooral graszaden en daar kunnen we ook in avicultuur dit vogeltje mee plezieren. Kleine dierlijke eiwitten worden graag opgenomen en de meeste vuurvinken (niet alleen de Senegalese) zijn te verleiden met eivoer en gekiemde zaden. Als altijd: badwater en drinkwater moet in de meest zuivere vorm aangeboden worden. Wie dit vogeltje wil houden in een gemeenschapsvolière moet toch oppassen. Eén voor kou en vocht en twee de Senegal vuurvink, hoe klein het ook is, kan onverdraagzaam uit de hoek komen en dit vooral tegenover vogels met rood in de bevedering. Naar ons aanvoelen, met het oog op de kweek, is het beter te kiezen voor een kleine volière of voor een grotere kweekkooi waar het paar met geen andere vogels rekening moet houden. Neem nota dat geen enkele vuurvink tegen kille, koude temperaturen is opgewassen.

Nest. De Senegal vuurvink bouwt in de natuurlijke habitat een bolrond nest dat lijkt op een grasbal. Het heeft een zijdelingse ingang en het wordt geplaatst in één van de aanwezige acaciastruiken maar ook, tussen het gras, vlakbij of op de grond. Als de kans er is om ook in de volière een natuurlijk nest te bouwen dan wordt die mogelijkheid niet verkeken. Maar toch, ook een halfopen nestkast wordt makkelijk als nestplaats aangenomen. Het aangeboden nestmateriaal kan bestaan uit droge grassen, of uit ingekorte kokosvezel. Pluimen worden door dit vogeltje voor de binnenafwerking op prijs gesteld.

Eieren & jongen. Volgens meerdere literatuur en opvattingen van liefhebbers zijn de 3 tot 4 eieren witgekleurd maar wij hebben ons nooit van de indruk kunnen ontdoen dat die eieren een vaag roosachtige tint bezitten en, opnieuw naar ons aanvoelen, ook vrij broos zijn. De broedtijd duurt 12 tot 13 dagen, man en pop broeden. Zonder levend voer komen de jongen niet groot. Pinkie, buffaloworm, mierenei en groene bladluis zijn hier aangewezen. De jonge vogeltjes worden gedurende de eerste levensdagen uitsluitend met kleine dierlijke eiwitten als plankton, mierenei, pinkie en buffaloworm geaasd. Wanneer de veertjes doorkomen worden er ook zaden uit de krop gevoerd en dat is ook het moment om de jongen te ringen. We hebben het nooit anders geweten dan dat de jongen het nest verlaten tussen de achttiende en de twintigste levensdag. De jonge Senegal vuurvink heeft een grijsbruin gevederte, een zwarte snavel, een bruinrode stuit en een korte staart. De jonge vuurvink gedraagt zich bijzonder rustig waarbij alle jongen keurig naast elkaar op een stok plaatsnemen. Het gebeurt dat na het uitvliegen voor de nacht het nest opnieuw wordt opgezocht. Twee weken na het uitvliegen zien we de jongen voor het eerst aan de voedertafel. De bevedering is nu compleet en de staart haast volledig op lengte. Dit is het signaal om de jongen apart te plaatsen want twee tot drie nesten per jaar zijn hier mogelijk. De jeugdrui bij de juveniele vogel verloopt doorgaans rimpelloos. Na enkele weken zien we de eerste rode veertjes bij de jonge mannelijke vogels doorkomen.

  • Literatuur:
  • Diverse jaargangen ‘Die Gefiederte Welt.
  • Franz Robiller ‘Prachtvinken’.
  • Diverse mondelinge mededelingen van prachtvinkenkwekers.
 
Digiprove sealThis content has been Digiproved © 2023 Danny Roels

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *