Wie West-Australië bezoekt brengt ongetwijfeld ook een bezoek aan het Gloucester National Park. In dit park staan onder meer de meest merkwaardige bomen die in dit continent te vinden zijn. Vooral het ‘Karri-Forest’ is sprekend. Eucalyptusbomen van net geen honderd meter hoog, of nog bomen met een spanwijdte van tien tot twaalf meter waarheen netjes kan doorgewandeld worden, het is er allemaal. Het spreekt voor zich dat die hoge natuurlijke bomen ook door de Australische bevolking worden gebruikt en wel als uitkijkpost om zo snel mogelijk brandhaarden te ontdekken om smeulende bosbranden te voorkomen. Maar wie bomen zegt, zegt ook vogels. En één van de meest in het oogspringende soorten daar is de rosse boomkruiper [Climacteris rufa].
Vooraf. Hoewel deze vogel beschreven staat als één van de meest voorkomende soorten onder de boomvogels in West-Australië moet het toch gezegd dat we hem slechts bij één enkele observatie gezien hebben. Het gebeurde, zoals vermeld, in ‘The Gloucester National Park’ waar meerdere vogelsoorten onze aandacht wisten te trekken maar de rosse boomkruiper echt in het oog sprong. En dit gebeurde slechts deels door zijn bijzondere kastanjebruine kleur maar voornamelijk door zijn, alweer, tamheid. De vergelijkbare Europese boomkruiper [Certhia brachydactyla] geldt hier niet echt als de meest benaderbare soort, vandaar. De afgebeelde vogel liet zich makkelijk benaderen tot op vier hooguit vijf meter.
Eigenheden. In vergelijking met de geciteerde Europese boomkruiper is de rosse groter en vooral voller gebouwd. Deze soort is ongeveer achttien cm groot en daarmee de grootste van de zeven soorten tellende familie boomkruipers die Australië kent. Gemeen met zijn Europese broer is de vrij lange, scherpe en licht gebogen snavel. De donkere poten zijn robuust, de nagels sterk, goed ontwikkeld en aangepast om over boomstammen en takken te kunnen klauteren. Ook bij de Australische soort zijn de staartveren iets harder van structuur, zeg maar aangepast aan de levenswijze van dit soort vogels. Voor verdere details bij de bevedering verwijzen we graag naar de foto’s waar de donkere lichaamskleur een constante vormt. Eigenlijk gaat het hier meer om een schutkleur. Wanneer de vogel over de takken loopt wordt hij als het ware één met de donkere kleur van de meeste bomen.
Dimorfisme. Man en pop lijken op het eerste zicht gelijk gekleurd en getekend. Maar een nauwkeurige observatie leert alras dat de man op de borst een bruine streeptekening heeft. Die tekening is bij de pop vuilwit. De juveniele vogel is bij de nestverlating donkerder gekleurd dan de oudervogels. Het spreekt voor zich dat het ook hier gaat om een schutkleur want, en uit eigen ondervinding, een dergelijk jonge vogel valt heel moeilijk op tussen de takken en de aardbruine grond die de biotoop van deze vogel nu eenmaal heeft. Wanneer de juvenielen het nest hebben verlaten wordt er een voortdurende contactroep geuit door middel van een lage chiptoon.
Voorkomen. Heel speciaal aan deze vogel is dat hij enkel foerageert daar waar jarri- en marri- eucalyptusbomen groeien en dat is voor het grootste part in West-Australië. Maar de vogel zoekt niet enkel op bomen naar insecten, hij voedt zich eveneens op de grond, tussen de gevallen bladeren en de gevallen schors van de eucalyptusbomen waar hij alsnog tal van voedsel weet te vinden. En nog, bij voorkeur worden door hem de grootste bomen uitgezocht vandaar dat de vogel de in de inleiding vermelde ‘Gloucester National Park’ weet te waarderen. De rosse boomkruiper leeft in coöperatie in kleine groepjes die het volledige jaar door op dezelfde plaats blijven. Dit houdt onder meer in dat een koppel rondom hen nog een aantal soortgenoten heeft die de jongen helpen grootbrengen. Meestal gaat het om jonge vogels uit een voorgaand nest. Enkel tijdens de kweektijd wordt er een klein territorium verdedigd.
Voeding. Boomkruipers worden gangbaar als insectenetende vogels gecatalogeerd. De lange, smalle en puntige snavel is daar karakteristiek voor. De vogel heeft verder een lange tong waarmee insecten en hun larven makkelijk van onder de schors gehaald kunnen worden. Niettemin werd door ons vastgesteld dat de rosse boomkruiper zich ook tegoed deed aan het vruchtvlees van een appel en dat zelfs een pindanoot, denkelijk achtergelaten door een toerist, met smaak werd verorberd.
Kweek. Er wordt een nest gebouwd in een boomholte met een doorsnede van hooguit vijf centimeter. In contrast met bijvoorbeeld spechtachtigen bouwen boomkruipers wel een nest. Hierbij wordt gebruik gemaakt van grassen, veren en ander zacht materiaal. Beide vogels bouwen het nest maar slechts de pop zal de twee tot vijf eieren uitbroeden. De broedduur bedraagt zeventien dagen. De jongen, als gesteld ook gevoed door helpers, blijven zesentwintig dagen in het nest. Er zijn doorgaans twee broedronden in de periode juli tot januari.
Foto’s. Bijgaande foto’s werden op vrijdag vier februari 2011 genomen. Het Gloucester National Park wordt in West-Australië gesitueerd op zowat 280 km van Perth, maar slechts op 3 km van Pemberton waar we de nacht doorbrachten. Avontuurlijk aangelegde toeristen bezoeken dit park onder meer voor ‘The Valley of the Giants’ waar er letterlijk, via een stevig aangelegde trap, doorheen de hoogste boomkruinen ter wereld kan gewandeld worden. Dat dit echt adembenemend mooie zichten oplevert hoeft eigenlijk niet gezegd.
Bedankt voor de tip. Ik ga daar zeker eens langs.