Wie ooit Australië bezocht heeft kent zonder twijfel de ‘Galah’ zoals de rosékaketoe daar wordt genoemd. En dat woord, ‘Galah’ dus, is weinig vleiend, er wordt gewoon ‘gek’ of ‘dwaas’ mee bedoeld. Naar eigen ervaringen leeft die vogel daar in enorme aantallen en we kunnen ons niet herinneren dat er een dag is geweest dat we deze prachtige, zachtroze gekleurde kaketoe er niet hebben ontmoet én gehoord, want schreeuwen kan hij ook!
Biotoop. In zijn natuurlijke habitat hebben we de vogel gezien in parken, tuinen, dorpen, voorsteden en steden. Letterlijk overal waar gras en bomen groeien kan hij geobserveerd worden. En de vogel is er nooit alleen, hij leeft in kleine tot middelgrote groepen dichtbij en rondom plaatsen waar het nodige voedsel én water in de nabijheid is. De rosékaketoe is in Australië één van de meest gewone vogels, zelfs nog meer aanwezig als bij ons de huismus. Vooral na de broedtijd zijn er vaak benden van honderden jonge, al dan niet aangevuld met volwassen vogels, te zien. Dreigt er gevaar dat zoekt de Galah gewoon de hoge boomtoppen op met een zachte maar nooit gehaaste vlucht.
Voedsel. De zich verzamelde rosékaketoes trekken stropend de velden en de dorpen in op zoek naar alles wat zij eetbaar achten. En die voeding is daar vrij algemeen. Nog het meest werden de benden door ons gezien al foeragerend over de kort geschoren gazons van tuinen en parken, en zelfs langs de straatkant. In weerwil van wat hier in Europa wordt beweerd hebben we geen enkele Australiër zich hierover weten te enerveren. Wel is het zo dat de stropende rosékaketoes in graanvelden toch wel ongewenst zijn, en blijven, gezien de enorme aantallen die zich daar op het niet geoogste graan kunnen storten. De schade kan in dat geval aanzienlijk zijn, er wordt zelfs gezegd dat die tot twintig procent van de totale oogst kan oplopen. Naast grassen eet de rosé verder nog zaden, noten, bladeren en bloemscheuten, op insecten wordt niet echt gejaagd maar ze worden ook niet versmaad. De veelvoud aan voedsel, en vooral de aanpassing er aan is één van de verklaringen waarom deze soort het daar zo goed doet. Er moet niet aan getwijfeld worden, van alle kaketoesoorten die Australië kent is de rosé de meest verspreide soort.
Dimorfisme. Op het eerste zicht lijken man en pop sprekend op elkaar, en dat is ook zo, maar in de oogkleur ligt bij volwassen vogels het subtiele verschil. Bij de man is de iris donkerbruin tot zwart, bij de pop gewoon bruin.
Geografische rassen. De enorme verspreiding die de vogel kent heeft ook tot drie geografische rassen geleid. De meeste verschillen worden gezien in de grootte van de vogels, de kleur van de naakte oogring en in de vorm van de kuif. De E. r. roseicapillus wordt als de wildvorm beschouwd. Die vogel bezit een dieproze tot zelfs rood doorgekleurde naakte oogring en bij deze soort is de kuif het lichtst van kleur. Zijn grootte ligt begrepen tussen drie- en vijfendertig centimeter. De vogel leeft in Oost- en Centraal Australië. Het tweede ras luistert volgens de wetenschap naar de naam E. r. assimilis en onderscheidt zich van de wildvorm door een nog meer rozige kleur, door een vollere kuif en door een naakte oogring die als witgrijs moet beschreven worden en waar er wratachtige pukkels rond de ogen kunnen opgemerkt worden. De derde ondersoort is met een grootte van dertig centimeter kleiner dan de twee andere en bezit een blekere roze kleur. Zijn wetenschappelijke naam is E. r. kuhli. Omdat ook hier de verspreidingsgebieden van de ondersoorten elkaar overlappen is het best mogelijk dat er zich in de wildbaan vermengingen hebben voorgedaan.
Kweektijd. De broedtijd van de rosé is niet precies in te schatten omdat, als gesteld, de vogel er praktisch over het volledige continent leeft en er dus ook, van plaats tot plaats, verschillende klimatologische situaties zijn. Doorheen Australië kunnen werkelijk het volledige jaar door broedende rosékaketoes aangetroffen worden. En dat broeden, en dat spreekt voor zich, gebeurt in een boomholte. Zelf hebben we nabij één van onze slaapplaatsen, in Pemperton, een nest met jongen ontdekt. ‘Ontdekt’ is eigenlijk een groot woord. Op- en afvliegende ouders en luid om voedsel schreeuwende jongen is toch wel een makkelijk iets om een nest te bespeuren. De holte lag ongeveer vijf meter boven de grond en dat is, naar verluidt, zowat de gangbare hoogte waarop deze kaketoe nestelt. Voor het wijfje van de rosékaketoe haar twee tot vijf witte eieren legt brengt ze een matje van eucalyptusbladeren op de bodem aan. Naar in Australië wordt verteld worden deze vochtige bladeren tijdens het broeden, wat trouwens door de beide vogels gebeurt, op een reguliere basis vervangen. Rekening houdend met de warme, tot zelfs ronduit hete temperaturen die daar in de broedtijd kunnen heersen moet dit worden aanzien als een natuurlijke vochtaanbrenger. Het voorkomt dat de eieren uitdrogen. En ook hier wordt er om de twee dagen een ei gelegd. De broedaanvang gebeurt gewoonlijk na het leggen van het vierde ei, zijn er minder eieren dan natuurlijk na het leggen van het laatste ei. De broedtijd ligt rond vijfentwintig dagen en de jonge vogels blijven goed zeven weken in het nest. Er is slechts één broedronde per jaar. Wanneer de jongen het nest verlaten zijn ze niet alleen kleiner dan hun ouders maar ook doffer van kleur en de kenmerkende kuif is lang nog niet zo ontwikkeld. En ook al omdat er geen tweede broedronde komt kunnen de juveniele vogels er lang bij hun ouders blijven. Het gebeurt dat ze tot weken na het uitvliegen blijvend om voedsel smeken. En hierna begint voor hen het rondzwerven in groepen zoals het voorheen werd beschreven. De jonge rosékaketoes kennen een lange jeugd, het duurt immers drie jaar voor ze als seksueel actief kunnen beschouwd worden.
En nog …
- Hoe we het ook probeerden, in tegenstelling tot bvb. de geelkuifkaketoe, die in veel gevallen voedsel uit de hand kwam halen, lukte dit niet bij de rosé. Die vogel bleef altijd op zijn hoede maar zonder daarom schuw te zijn.
- De schreeuw, waarvan sprake in de inleiding, wordt zowel al vliegend en al foeragerend geuit. Het gaat eigenlijk om een korte contactroep die bij mogelijk gevaar wel luider en vooral scherper klinkt.
- De rosékaketoe heeft een opvallend, waggelende looppas die gewoon te wijten is aan de korte loopbeentjes eigen aan de vogel.
- Naar eigen ondervinding begint het leven van de rosékaketoe bij dageraad. In het stadje Hyden, gelegen op zowat 350 kilometer van Perth, werden we toen letterlijk door die vogels uit ons bed geroepen.
- Naar wordt beweerd zou een natuurlijk gevormd Australisch paar een koppel vormen tot één van de vogels sterft. Ook zouden de vogels jaar in jaar uit dezelfde nestholte gebruiken.
- Rosékaketoes zoeken in het heetst van de dag beschutting in het lover van de bomen. Hier rusten ze of pluizen bij elkaar de bevedering.
- Varanen vormen zowat de grootste bedreiging van de broedende rosékaketoes. Ze roven immers eieren maar ook de kleine jongen. Maar ook grotere roofvogels laten zich niet onbetuigd en weten een Galah wel te slaan.