Rode kroonvink, parel uit Zuid-Amerika

De rode kroonvink [Coryphospingus cucullatus] is een parel uit Zuid-Amerika die sedert langere tijd niet meer wordt uitgevoerd. In ons land is hij, gelukkig, in avicultuur nog steeds aanwezig, zij het met mondjesmaat. Op het jongste A.O.B.-kampioenschap waren prachtexemplaren in de eigen kweekklassen te bewonderen. De foto’s zijn duidelijk. Bovenaan zien we een mannelijk exemplaar, in de tekst wordt een pop afgebeeld. Een ellenlange beschrijving heeft hier geen zin. Let ook op het duidelijk aanwezig geslachtsverschil tussen man en pop. Grootte: ± veertien centimeter.

Vooraf. De rode kroonvink was in de jaren ‘70 en ‘80 met een zekere regelmaat in de vogelhandel aan te treffen. We herinneren ons uit die tijd dat het niet zo eenvoudig was om deze mooi roodgekleurde vogel in te wennen. En ook, er werden altijd veel meer mannen ingevoerd dan poppen. Kweekresultaten in die tijd werden slechts moeizaam behaald. Wie er echter in slaagde om een mannelijk exemplaar te acclimatiseren wist zich voor een langere tijd eigenaar van een puike tentoonstellingsvogel. Want eenmaal aan ons klimaat gewend bleek de rode kroonvink een sterkere soort te zijn. De donkerrode, met bruin doorweven kleur, zijn rode oprichtbare kuif en de witte oogringen zijn troeven die prachtig kunnen uitgespeeld worden. Bovendien heeft deze vogel een zekere elegantie die andere soorten hem benijden. En de bevedering wordt immer netjes gesloten gedragen en bij een puike verzorging is er de onvermijdelijke natuurlijke glans die alleen maar in zijn voordeel speelt.

Verzorging. De verzorging van de rode kroonvink is op zich niet moeilijk. Het betreft een vooral zaadetende soort die op een mengeling van kanarie- en exotenzaad goed te houden is. Maar de vogel is ook tuk op insecten (zie de fijne snavel). In de kweektijd vormt dit voedsel zelfs de hoofdmacht. Een toevoeging van de alom gekende pinkie en/of buffaloworm is dus aangewezen. Maar ook doet het vogeltje zich graag tegoed aan fruit en ook uit het universeelvoer weet hij zijn profijt te halen. In zijn natuurlijke biotoop vliegt hij graag door de natte bladeren en baadt hij zich dagelijks. U begrijpt, badwater is een dagelijkse vereiste. Wie de rode kroonvink in een te kleine kooi houdt zal spoedig merken dat hij vlug aanvet. De borst wordt dan te zwaar en ook gaat het onderlichaam doorzakken. Dit ontsiert de vogel. Aangewezen is dus een ruime volière waar ook de kroonvink naar hartenlust kan in rondvliegen.

Agressief. Vogels met rood in de bevedering behoren doorgaans tot de meest agressieve soorten. Dit geldt ook voor de kroonvink. De vogel kan geenszins samengehouden worden met andere roodgekleurde vogels. Dit vraagt gewoon om moeilijkheden. Zelfs de eigen jonge vogels zullen op een bepaald moment door vader kroonvink als mogelijke concurrenten worden beschouwd en zullen door hem nagejaagd worden. De jongen dienen na hun zelfstandigheid uitgevangen te worden. Wie met de vogel kweken wil doet er beter aan de kroonvink, alleen en paarsgewijs te houden in een kleine kweekvolière.

Kweek. En het voorgaande brengt ons moeiteloos bij de kweek. In zijn natuurlijke biotoop leeft de kroonvink in open beboste gebieden waar hij ook tot kweken overgaat. Het nest heeft een komvormige, vrij diepe constructie, is daarentegen vrij klein en wordt opgetrokken met plantaardige vezels en grassen. Het legsel bestaat doorgaans uit twee of drie, en slechts zelden uit vier crèmekleurige eieren zonder tekeningen. De broedtijd begint altijd na het leggen van het tweede ei en het broeden gebeurt louter door de pop alleen. En dan gaat het vlug. De jongen worden na een broedtijd van amper elf dagen geboren en in circa dezelfde tijd wordt het nest door hen reeds verlaten. Kortom, vanaf het leggen van het eerste ei tot het uitvliegen verlopen amper vier- tot vijfentwintig dagen. Deze korte kweektijd per nest is echter geen zeldzaamheid bij Zuid-Amerikaanse vinkachtigen. De jacarinivink [Volatinia jacarina] bijvoorbeeld heeft net dezelfde korte termijn nodig om een nest jonge vogels groot te krijgen. In volières wordt het nest gewoonlijk opgetrokken met kokosvezel, sisal en sharpi en het wordt het liefst vrijstaand gebouwd in een hoek die met takken (spar, brem) is afgeschermd. Ook worden kanariemandjes aangenomen. Voor de eileg is er uiteraard de paring. Hierbij hurkt de kweekrijpe pop voor de baltsende man neer, laat ze haar trillende vleugels afhangen en maakt lispelende geluiden. De jonge kroonvink heeft bij de geboorte een donkere huidskleur en slechts op kop en rug is enige dons op te merken. Bij het sperren valt de dieprood gekleurde keel en de witte mondhoeken op. De eerste dagen worden de jongen vrij accuraat door de pop warm gehouden terwijl de man voor het vele dierlijke voedsel zorgt. Later helpt ook de pop bij het voedselzoeken. Bij de nestverlating zijn de jonge vogels zeker nog niet volledig bevederd. Ze houden zich doorgaans dichtbij de grond op. Er kunnen tot drie nesten per seizoen zijn.

 
Digiprove sealThis content has been Digiproved © 2023 Danny Roels

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *