Over de goudkeelhoningeter

5.1.2

Bij een bezoek aan het wondermooie Monkey Mia [West-Australië, gelegen op 800 km van Perth] troffen we een groot aantal goudkeelhoningeters [Acanthagenys rufogularis] aan. Anders dan bij andere soorten honingeters werd deze vogel enkel daar gezien hoewel volgens ‘A field Guide to Australian Birds’ [Michael Morcombe] deze vogel een enorm verspreidingsgebied zou kennen. Een verdraagzame vogel lijkt het ons geenszins. Brilvogels, in Monkey Mia met honderden en meer aanwezig, en andere honingeters werden bij iedere honingbloem of andere voedselbron prompt verjaagd.

 

Eigenheden. De goudkeelhoningeter is een grote, vrij slanke en zeer opvallende vogel. Hij moet zowat vijfentwintig centimeter groot zijn waarvan de staart toch een ruim deel voor zijn rekening neemt. Hij toont op het eerste zicht een vrij eentonig donker bruingrijze kleur maar dit is slechts schijn. Het gaat echt om een mooi gekleurde en keurig getekende vogel. Aan zijn meest opvallende karakteristiek, de goudbruine kin- en keelkleur heeft hij zijn Nederlandstalige naam te danken. De Engelstaligen vinden de naam ‘spiny-cheeded’ beter, een verwijzing naar de tekeningen op flank en onderbuik. Speciaal is ook de scherpe roze snavel die aan de punt weliswaar donker toont. Het mooie blauwe oog komt op de bijgevoegde foto’s helaas niet ten volle tot uiting. En ook, de geportretteerde vogel is minimaal twee jaar oud. Jongere vogels tonen volgens Julian Robinson net boven de snavel een klein geel vlekje, vandaar. Graag ook een verwijzing naar de tekeningen van rug- en vleugeldek maar ook voor de expliciete licht gekleurde baardstreep vertrekkend aan de ondersnavel. In de vlucht valt de licht gekleurde stuit bij deze vogel extra op. En misschien ook nog schrijven dat de vleugels lang zijn en dat de vogel een gestroomlijnde vlucht heeft. Zoals dat bij iedere Australische honingeter makkelijk waar te nemen is, zijn ook hier de poten sterk ontwikkeld. Man en pop zijn identiek gekleurd en getekend. De wetenschap beschrijft geen ondersoorten. De soort is derhalve monotypisch.

Biotoop. Monkey Mia ligt vlak bij de Indische Oceaan en garandeert 320 dagen zonneschijn met een helderblauwe hemel per jaar. De dolfijnen zwemmen er letterlijk voor de voeten. Zalig! Er staan duizenden honingbloemen en het hoeft dus niet te verwonderen dat de goudkeel en meerdere andere honingeters zich hier thuis voelen. Volgens het ook al in de inleiding geciteerde werk ‘A Field Guide to Australian Birds’ [Michael Morcombe] verkiest deze honingeter ook nog de droge houtlanden met spinifexgras en verspreidstaande bomen. Het gaat om een vrij luidruchtige vogel die ook niet onaardig zingen kan. Meerdere keren werd opgemerkt dat hij in de vroege ochtend wat graag door de pas besproeide vegetatie trekt met een kletsnatte bevedering tot gevolg. Maar een vogel die zich ook maar één keer baadde, en rond onze verblijfplaats waren er mogelijkheden genoeg, hebben we niet gezien.

Karakter. Zeker bij het voedselzoeken gaat het om een zeer onverdraagzame soort. Iedere andere vogel, zelfs de grotere Australische kraai [Corvus bennetti] wordt nagejaagd. Verder zit hij nooit stil. Het is een vogel die duidelijk voor alles en nog wat op zijn hoede is. Hij valt ook minder dicht te benaderen dan bijvoorbeeld de blauwgezicht honingeter [Entomyzon cyanotis] die werkelijk geen vrees kent. Het komt ons ook voor dat zelfs twee vogels geen contact met elkaar zoeken. Bij geen enkele observatie werden twee dergelijke vogels in dezelfde boom gezien.

Voedsel. Vanzelfsprekend vormt nectar de hoofdvoeding maar ook insecten en diverse bessen en fruitsoorten worden er graag gegeten. Voor het nuttigen van nectar beschikt de vogel, net als de andere honingeters naast een lange scherpe snavel, ook over een lange tong die ruim uit de bek kan gebracht worden. Nectar is vooral rijk aan suikers maar de samenstelling van die suikers kan van bloemsoort tot bloemsoort zeer sterk variëren. Nectar heeft als doel om bestuivers aan te trekken. Dit kunnen onder meer vlinders of andere insecten zijn maar dus ook vogels. In Australië zijn dit onder meer lories maar ook de verschillende soorten honingeters. Vlinders, insecten en vogels die van bloem tot bloem vliegen zijn dus de meest ideale bestuivers. Bestuiving is nodig om de instandhouding van de bloem en dus ook van de plant te bestendigen.

Kweek. Er wordt een komvormig nest gebouwd dat wordt gemaakt met wat de Australische natuur rijkelijk te bieden heeft. Plantaardige materialen als twijgjes, grassen, plantenvezels en -bladeren worden met spinrag aan elkaar verbonden. De pop legt twee tot drie eieren die een zachte pastelkleur tonen met een lichte tekening. De broedtijd duurt zeventien dagen. De jongen blijven twee weken in het nest.

 

 

 
Digiprove sealThis content has been Digiproved © 2022 Danny Roels

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *