De noordse barmsijs [Acanthis f. flammea] is een geliefde volièrevogel. Het gemak waarmee die vinkachtige kweekt is dusdanig groot dat het vooral daarom is dat hij als een schoolvoorbeeld van een startvogel wordt beschouwd voor de beginnende liefhebber van Europese cultuurvogels. Dat de noordse barmsijs ook bij meer ervaren liefhebbers hoog aangeschreven staat hoeft niemand te verwonderen. De vele mutaties en mutatiecombinaties wakkeren nu eenmaal de nieuwsgierigheid van iedereen aan.
Voeding. Een enorm voordeel aan het houden van de noordse, en andere barmsijzen, is het gegeven dat het gaat om een makkelijk te verzorgen vogel of vogels. In de natuurlijke biotoop bestaat het voedsel uit hoofdzakelijk zaden die zowel in halfrijpe als in rijpe toestand worden gezocht. Wie de noordse barmsijs houdt, of wil houden, vindt in de handel prima mengelingen voor die vogel terug (met fijne zaden) waarbij komt dat er naar hartenlust kan bijgevoederd worden met tal van onkruidzaden, groenvoer, een stukje appel, eivoer en zelfs (kleine) dierlijke eiwitten. In iedere periode van het jaar bieden weiden en akkers seizoensgebonden groenvoer aan. En mocht dat om een of andere reden niet lukken dan kan de liefhebber terugvallen op gekiemde zaden, nog iets waar de noordse barmsijs echt van houdt. Weet dat barmsijzen, uiteraard in het voorjaar, ook houden van bottende takken van bijvoorbeeld fruitbomen. Zijn er jongen te voeden dan kan er ook eivoer aangereikt worden alsook takken met (groene) bladluis. Ook pinkies worden genuttigd én gevoerd maar weet dat de barmsijs, net als de elzensijs, ook de jongen groot krijgt zonder specifiek dierlijk voedsel.
Water. Ieder levend wezen heeft nood aan water, dus ook vogels. Een absoluut feit is dat dit het ook voor de barmsijs in nette fonteinen/schalen en/of andere drinkgelegenheden moet aangeboden worden. Het drinkwater moet altijd zuiver zijn. Groen aangeslagen fonteinen zijn geen reclame voor de liefhebber, en/of de liefhebberij, en bovendien voor vogels heel ongezond. Badwater is een onontbeerlijk, maar dat geldt eigenlijk voor alle vinkachtigen die zonder uitzondering wat graag baden. Noteer verder dat de noordse barmsijs zelfs een bad neemt bij écht schrille temperaturen.
Kooi. De noordse barmsijs is een bijzonder leuk vogeltje, weinig schuw en doorgaans past het zich netjes aan een kweekkooi of kweekbox aan. En toch, die kweekkooi moet toch minimaal 100 centimeter lang zijn, 50 centimeter breed en 80 centimeter hoog. We mogen niet vergeten dat het om een zeer beweeglijk vogeltje gaat dat door gebrek aan ruimte vlug aanvet waardoor de kans op een succesvolle kweek minder groot wordt.
Volière. De noordse barmsijs is een ideale volièrevogel! Door zijn voorkomen en zijn natuurlijke manier van leven opteren we zelfs voor zo’n groot mogelijke volière mét aanplanting. Hij is verdraagzaam, ook tijdens de kweektijd, en kan dus met in grootte vergelijkbare vogels samengehouden worden. Het zal u bekend zijn dat de afkomst van deze vogel grotendeels in Noord-Europa wordt gesitueerd. Het verklaart meteen waarom de noordse barmsijs het volledige jaar buiten kan. De dichte bevedering, die zich na de najaarsrui heeft gevormd, staat garant voor warmte. Bij echt koud weer zal niet alleen de barmsijs, maar ook andere Europese vinkachtigen, de bevedering uitzetten teneinde zoveel mogelijk lichaamswarmte te behouden.
Dimorfisme. Karakteristiek voor barmsijzen, dus voor de zes soorten, is de rode schedelkleur die zowel bij man als pop kan gezien worden. Om een écht uiterlijk verschil in verenkleed te kunnen zien is het bij de noordse wachten tot in het tweede levensjaar. Dan kleurt de borstbevedering van de man ook rood, die van de pop blijft grijs. En hoewel de vogels niet volledig op kleur zijn tijdens het eerste levensjaar valt er toch al mee te kweken. Toch meegeven dat in de natuurlijke biotoop poppen kicken op mannen met een rode borstkleur. Overjarige mannen vallen dus meer in de smaak dan jongere exemplaren.
Andere. Grootte: ± 12,5 centimeter. Eigen aan het voorkomen merken we nog twee vleugeltekeningen, één op de schouders en één op de vleugels. De noordse barmsijs wordt als de nominaatvorm beschouwd. De populaire ondersoort, C. f. cabaret, wordt als een ondersoort van de noordse ingeschreven. Het verschil tussen beide valt het meest op in kleur en grootte. De noordse toont een overwegend grijze bevedering. Het cabaretje is veel bruiner gekleurd en met zijn grootte van 12 centimeter ook kleiner.
Kweek. Door de band wordt de noordse barmsijs in normale omstandigheden gehouden (dus zonder kunstlicht) rond half april broedrijp. Kieskeurig voor wat het benodigde nestmateriaal betreft is de vogel niet maar toch is er een zekere voorkeur voor lichter gekleurde materialen. In de natuurlijke habitat wordt er steevast genesteld in spar, berk, pijnboom, els … maar in kooi en volière is de vogel beduidend minder kieskeurig en wordt zowat alles als nestplaats aangenomen. We zien dat het wijfje bouwt in kanariemandjes, kapelletjes, harzernestjes, zelfs in halfopen nestkastjes maar toch ook dat, indien ze er de kans toe krijgt, wat graag een vrijstaand nest bouwt. Een volledig legsel bestaat uit gemiddeld vijf eieren die een lichte, blauwgroene kleur bezitten en gesierd zijn met donkere vlekjes. Wat geldt voor zoveel andere Europese vinkachtigen is ook hier van toepassing: slechts de pop bebroedt de eieren die na een broedtijd van dertien dagen kippen. De pop begint aan de broedperiode na de leg van het derde ei. Gedurende de broedtijd voedt de man de pop wel op het nest. De jonge vogel bezit een duidelijke donkergekleurde donsbevedering. Bij normale omstandigheden voeden beide ouders de jongen uit de krop die een enorm snelle ontwikkeling doormaken. Rond de vijfde dag zullen de ogen zich openen en dat is ook het moment om de verplichte ring (2,6 mm in het Vlaams Gewest) over het pootje te trekken. Bij het beëindigen van de tweede levensweek wordt het nest verlaten. Nog eens twee weken later zijn de jongen zelfstandig en is het beter om ze onder te brengen in een aparte kooi of volière waar ze kunnen ruien tot volwassen sterke vogels.