Niemand die eraan twijfelt dat de merel [Turdus merelus] bij de meest voorkomende tuinvogels hoort. Het is ook een bijzonder interessante vogel om te observeren. Wanneer hij landt kijkt hij steeds om zich heen, vaak met kop en nek wat uitgerekt, de vleugels hangend naast het lichaam en met de staart in een waaiervorm omhoog gericht. De vogel is duidelijk op zijn hoede, nog een restant van het gegeven dat hij in vroegere tijden steevast als een schuwe bosvogel werd afgedaan?
Dimorfisme. Het zwarte pak van de merelman is beklijvend, de gele snavel en gele oogringen contrasteren fel in het geheel. Voor de pop kunnen we stellen dat ze donkerbruin gekleurd is maar met de toevoeging dat er meerdere types zijn. Quasi geen enkel wijfje is identiek aan een soortgenote, steeds zijn er kleinere tot grotere verschillen merkbaar. Keel- en borsttekening bijvoorbeeld gaan van een streeptekening naar een lijsterachtige tekening met meerdere nuances. Ook in de algemene kleur zijn bij merelwijfjes kleurverschillen te zien. De jonge merel lijkt fel op zijn moeder al toont hij altijd een bruin gevlekt vederpak. Slechts de man zingt, maar hoe! In de Europese vogelwereld staat hij heel terecht te boek als een van onze beste zangvogels en naar onze bescheiden mening doet hij dit veel beter dan de doorgaans meer geprezen zanglijster [Turdus philomelos].
Voortplanting. In de natuur geldt de merel als een vroege vogel. Begin maart zijn al nesten mogelijk. Dit jaar vonden we in eigen tuin de eerste uitvliegende jongen op precies één april. Naar verluidt zijn drie nesten per seizoen hier heel gewoon waarbij een legsel door de band bestaat uit vier tot vijf grijsgroene eieren met een duidelijke punttekening. De pop begint te broeden wanneer het legsel compleet is, het heeft het voordeel dat alle bevruchte eieren gelijktijdig uitkomen. Ook hier broedt de pop alleen en de broedtijd is dertien dagen. En die dertien dagen is ook zowat de tijd dat de jongen in het nest blijven al duurt het ook wel wat langer. Een jonge uitgevlogen merel kent geen schrik en is makkelijk te benaderen en valt hierdoor nogal eens ten prooi aan kat, sperwer, vos of andere predator. De jonge vogel wordt na de nestverlating nog twee weken door de ouders nagevoed. Bijzonder is ook het kort sissend, wat snerpend geluid dat door de oudervogel wordt geuit om contact te houden met de uitgevlogen jongen.
Regenworm. De juveniele vogel wordt in hoofdzaak met regenwormen grootgebracht. De manier waarop die worden bemachtigd is het schrijven waard. Als de merel de kop schuin houdt lijkt het wel of hij loens aan het kijken is. En dat is ook correct, hoewel, soms wordt beweerd dat hij de kop schuin houdt om beter te kunnen horen wat niet zo is. Als hij een mogelijke prooi opmerkt wordt de snavel in grond of gras geduwd en kunnen we eropaan dat hij praktisch altijd een regenworm, zijn lievelingseten, verschalkt. Ook apart is de houding wanneer hij foerageert tussen gevallen bladeren. De merel scharrelt hier dusdanig in met snavel en poten tot de bladeren gedraaid zijn en waarbij lekkernijen als slak, oorworm, rups, duizendpoot … makkelijk bereikbaar worden.
Avicultuur. De merel is een uitstekend en makkelijk houdbare volièrevogel die nu ook in meerdere mutaties wordt gekweekt. Een grotere, liefst met planten aangeklede, volière is aangewezen. Verder houden we er rekening mee dat het gaat om een vogel die graag in de grond scharrelt, dus is een betonnen vloer niet meteen de beste keuze. Wat de beplanting betreft wordt vaak geopteerd voor klimop die tegen de rugzijde van de volière wordt aangebracht. Hierin wordt door de merel, ook in de natuur, graag genesteld. Merels zijn winterhard, beschutting tegen wind en regen blijft evenwel aangewezen. Voor wat de voeding betreft wordt geopteerd voor universeelvoer, korrels, pellets en verder meerdere vruchten- en bessensoorten. Er is met appel, peer, vlier- en lijsterbes, bosbes en aardbei enz. meer dan keuze genoeg. Dierlijke eiwitten in al zijn vormen worden graag genuttigd. Belangrijk is wel om de al aangehaalde regenworm blijvend te verstrekken. Die kunnen onder andere bekomen worden tegen een klein prijsje bij een speciaalzaak voor hengelaars. Badwater is steeds nodig, de merel houdt ervan om meerdere keren per dag te baden en zich de veren te poetsen.
Kweek. De kweek in avicultuur is niet echt moeilijk als er rekening wordt gehouden met enkele basisregels. Zo:
- De paarvorming blijkt niet moeilijk te zijn, man en pop aanvaarden elkaar relatief makkelijk al moet het gezegd dat er toch kleine wrijvingen kunnen zijn. Dit is ook zo in de natuur. Echte liefde tussen merels is onbestaande. Een paar blijft een kweekseizoen samen waarna man en pop hun eigen weg gaan.
- De pop bouwt het nest. Het liefst doet ze dit in struik of plant maar wat ze beslist nodig heeft naast traditionele zaken als hooi, takjes enzovoort, is klei. Het is nodig om het nest te verstevigen. Bij gebrek hieraan kan er ook modder worden aangeboden, de pop zal het waarderen. Gebrek aan klei/modder kan een reden zijn dat de kweek mislukt.
- Als aangehaald start de broedtijd als het laatste ei is gelegd. Nestcontrole wordt beter niet gedaan, het aanraken van de eieren evenmin.
- Een aangepaste voeding, met veel regenwormen, is een absolute noodzaak.
- Een pasgeboren jonge merel heeft amper donsveertjes. Instinctmatig weet de pop dat ze haar jongen tijdens de eerste levensdagen warm moet houden. Daarom dat een goede man van goudwaarde is bij de kweek. Hij moet voldoende voedsel naar het nest brengen. Hij geeft het door aan de pop die het op haar beurt aan de jongen geeft.
- De oudervogels houden het nest angstvallig rein. De uitwerpselen van de jongen, die in een vliesje zitten, worden door man en pop opgevangen waarna die het zo ver mogelijk van het nest laten vallen.
- Aansluitend met punt 6 is het nodig om de ringen te maskeren met een vleeskleurig ventielslangetje. De ring kan als vuil beschouwd worden met nestuitwerping van de jonge vogel tot gevolg. De jonge merel opent de ogen rond de vijfde levensdag wat meteen ook het moment is om de ring over het pootje te schuiven.
- Net als in de natuur is de jonge vogel na het uitvliegen nog gedurende een kleine twee weken afhankelijk van zijn ouders. Toch vindt hij opmerkelijk snel de weg naar de eetbak wat niet betekent dat hij volledig op eigen poten staat. Dit is hij pas na twee weken uitvliegen!
- Met het oog op de volgende ronde is het nodig de jongen uit te vangen en apart te plaatsen.