Een veel voorkomende Australische watervogel is de manengans [Chenonetta jubata]. Zowel in Queensland als in West- en Zuid-Australië kan hij waargenomen worden. Ook in Nieuw-Zeeland en in Tasmanië is het een bekende vogel. De manengans heeft een natuurlijke voorkeur voor het open landschap waar veel gras, de basisvoeding, groeit. Watervogel zijnde staat ook gelijk met het gegeven dat meren, kreken, rivieren en andere waters nooit ver weg zijn. Bijgaande foto toont een woerd, de foto bij de titel toont een wijfje.
Eigenheden. Man en pop zijn duidelijk uit elkaar te halen, het dimorfisme is vrij groot. Onder andere onderscheidt de volwassen man zich van het wijfje door een volledige donkerbruine kop en bruinzwarte manen in de nek. Hij bezit ook een vrij donkergekleurde snavel. Zijn vleugels bezitten een grijze kleur. Stuit en rug tonen zwart. Vanaf de borst tot halverwege de onderbuik is er bij de man een prachtige schubvormige tekening te zien. Over de rug lopen twee zwarte banden. Voor verdere details verwijzen we naar de foto’s. Weet dat de grootte ongeveer 50 centimeter is. Het wijfje heeft een veel lichter gekleurde kop en boven en onder het oog heeft ze een witte streep. De geciteerde tekening op borst en buik is bij haar uitgebreid tot in de flanken. Voor de rest is ze duidelijk valer van kleur dan de man. Nog opmerken dat de manengans voor veel ornithologen niet echt een gans is maar veeleer een eend. Toch blijft er het feit dat de manengans, net als een echte gans, steeds rechtop loopt en geen waggelende bewegingen maakt zoals eenden wel doen. Dit heeft ze te danken aan de sterk gebouwde en lange poten die het lichaam dragen. Er worden geen ondersoorten beschreven.
Gedrag. Deze standvogel verzamelt na de broedtijd in grotere benden maar wanneer de kweektijd aanbreekt gaan de paren hun eigen weg waarbij we graag specificeren dat het om een monogame vogel gaat. Als er zich een koppel gevormd heeft blijven ze elkaar trouw tot er een wegvalt. Het geluid dat wordt voortgebracht is een zacht nasaal geluid dat geenszins stoort. Het voedsel bestaat in hoofdzaak uit grassen en onkruiden hoewel het vast staat dat insecten, die zich in de grassen ophouden, ook genuttigd worden.
Voortplanting. Pas tijdens het tweede levensjaar wordt de manengans echt broedrijp maar het staat vast dat de paarvorming al in het eerste jaar plaatsheeft. In de Australische biotoop wordt er in hoofdzaak gekweekt van juli tot december hoewel er het volledige jaar door nesten en jongen gezien kunnen worden. De eieren worden zowel op de grond als in een holte gelegd. Een compleet legsel bestaat uit vijf tot tien roomkleurige eieren die alleen door het wijfje in vier weken worden uitgebroed. Eens de dons opgedroogd worden de kuikens naar het water gelokt waar ze door beide ouders verder verzorgd worden. Tijdens de eerste levensdagen zien we dat de grijsbruine jongen op de vleugels een witte rand hebben en op de kop twee donkerbruine strepen bezitten. Tot de voornaamste predatoren worden gerekend: alle kraaiachtigen, withalsreiger, kookaburra’s en roofvogels.
Avicultuur. Ondanks het geldende uitvoerverbod is de manengans in avicultuur lang geen ongekende vogel. De vogel is bijzonder geschikt om gehouden te worden op vijvers en parken op voorwaarde dat er voldoende gegraasd kan worden. Verder kunnen ze gehouden worden met een totaalvoer uit de handel.