Koningsglansspreeuw

Niet zonder reden wordt de koningsglansspreeuw [Cosmopsarus regius] als de mooiste van alle op aarde levende spreeuwen gezien. Zijn prachtige, glanzende bevedering zit hier uiteraard voor een groot stuk tussen waarbij komt dat door lichtinval de kleuren groen, blauw, turquoise en paars tegenover elkaar fel contrasteren. Naast de mooie bevedering, zie ook bijgaande foto’s, accentueert de vrij lange staart en het opvallend lichtgekleurde oog verder de schoonheid van deze circa 33 cm grote vogel. Tussen man en pop is er geen visueel verschil.

Afrika. Specifiek Oost-Afrika daar komt de koningsglansspreeuw het meest voor. De vogel leeft daar in droge regio’s die met verspreidstaande bomen en struiken zijn begroeid. Buiten de kweektijd wordt er grotendeels in groepsverband gefoerageerd. Dat groepsverband moet eigenlijk gelezen worden als kleine benden bestaande uit enkele individuele vogels (vier of vijf) tot kleinere groepen van twintig tot hooguit dertig exemplaren. Het daar gezochte eten is typisch voor spreeuwen: ze voeden zich met alles wat ze ook maar op hun weg tegenkomen. Geen insect is voor hen veilig maar ook worden kikkers bejaagd, aardwormen gezocht en kleine zoogdieren (jonge muisjes) geslagen. Ook vruchten en bessen worden gegeten, in menselijk afval wordt gezocht naar alles wat eetbaar is. Naar wordt beweerd bestaat het lievelingseten uit termieten en dit in alle voedingsstadia.

Broedholte. Voor de kweek wordt in de natuurlijke biotoop uitgekeken naar een geschikte broedholte. Dit kan een boomholte zijn maar net zo goed een nis of spelonk tussen rotsen. Het is de man die de broedplaats zoekt en vooral hoopt dat die door een pop wordt aanvaard. Eenmaal een koppel gevormd wordt de nestplaats niet echt opgevuld met allerhande nestmateriaal zoals dat bij nogal wat andere spreeuwachtigen het geval is. Hier kiezen de vogels ervoor om slechts op de nestbodem een weinig materiaal aan te brengen bestaande uit grashalmen en wortelvezeltjes. Een volledig legsel telt van drie tot vijf eieren die een groenachtige kleur bezitten met bruine stippen en een duidelijke streeptekening. Beide seksen bebroeden de eieren die, mits bevrucht te zijn, na een broedtijd van dertien of veertien dagen kippen. Beide ouders verzorgen de jongen, ze worden gedurende de eerste twee levensweken uitsluitend met dierlijke eiwitten grootgebracht. Eens de leeftijd van drie weken bereikt komen de jongen aan de nestholte, al dan niet met de kop uit het nest, om voedsel smeken. Dit is het sein voor de ouders om hen uit het nest te lokken met fluittonen. Eens het nest verlaten is wordt er niet meer naar teruggekeerd. Oud en jong zwerven rond de nestplaats op zoek naar voedsel. Rond de zesde levensweek kunnen de juveniele vogels als zelfstandig beschouwd worden. Eigen aan alle jonge spreeuwen is dat ze het nest verlaten in een zeer bescheiden gekleurd verenpak. Ook de jonge koningsglansspreeuw toont zich nog lang niet zo k(l)eurig gekleed als zijn ouders. Hij toont een grauwbruine kleur hoewel er op de vleugels toch al een vaalblauwe kleur te zien is. Eigen aan de meeste jonge holenbroeders is dat ze dikke snavelranden tonen die na het uitvliegen weer verdwijnen. Bij de koningsglansspreeuw tonen die randen zich in een witte, dus vrij opvallende kleur. De prachtige en grote witte oogiris met de karakteristieke zwarte pupil kleurt hier nog niet wit maar donkergrijs. Rond de vierde levensmaand begint de jeugdrui. Eenjarige vogels, hoewel net zo kleurrijk bevederd dan hun ouders, kunnen er toch nog van onderscheiden worden door middel van de oogkleur want die blijft gedurende het eerste levensjaar gewoon grijs. Pas na de tweede rui kleurt het oog naar de karakteristieke witte kleur.

Avicultuur. Deze glansspreeuw heeft ruimte nodig. Gehouden in avicultuur is een uitgestrekte volière een absolute noodzaak. Deze heel mooie vogel verliest te veel aan schoonheid indien gehouden in te kleine ruimtes. Een kooivogel is het geenszins. Ook echt sterk zoals de meeste andere spreeuwachtigen kan de koningsglansspreeuw niet genoemd worden. Kille temperaturen en koude worden minder goed verdragen. Voor de wintertijd is een verwarmde binnenvlucht een noodzaak. De voeding daarentegen is de eenvoud zelf. In iedere speciaalzaak zijn specifieke mengelingen/voedingen voor dit soort vogels te koop. Het gekende universeelvoer vormt vrijwel steeds de basis en dit kan naar believen aangevuld worden met korrels, pellets, versneden fruit, fijn geknipt runderhart, insecten, tahoe enz. Wist u dat dit laatste, tahoe dus, een abnormaal eiwitrijke voeding is. Het gaat om een vleesvervanger gemaakt van sojabonen. Het heeft een kaasacht ige constructie. Naast eiwitten zou het ook rijk zijn aan vitamine B. De kweek in avicultuur is niet eenvoudig. Om tot een geslaagde kweek te komen moeten we om te beginnen, en dat is de logica zelf, over een kweekkoppel beschikken. Als gesteld is dit amper of niet op het zicht vast te stellen al wordt beweerd dat, ook hier, de man wat groter en forsiger is dan het wijfje. Ook zou zijn gezang luider zijn dan die van haar. Een volgende stap in het kweekproces is dat het kweekpaar ruim moet kunnen gehuisvest worden. In avicultuur wordt als nestplaats vaak gekozen voor een groot parkietenblok met een invlieggat van vijf tot zes cm. Als nestgegeven wordt gekozen voor vezels, grasstengels, hooi, stro en pluimen. Het spreekt voor zich dat de rest van het verhaal aansluit met wat hiervoor werd aangebracht.

 

 

One comment

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *