Kolibries. Kleine juweeltjes

Kolibries, er bestaan ± 320 soorten, worden algemeen gezien als kleine, vertederende vogels, kleurrijk bovendien en gezegend met een uniek vliegvermogen waarbij zelfs achteruit kan gevlogen worden. Daar komt bij dat men ze letterlijk hoort vliegen. De Engelstaligen hebben er de naam ‘hummingbird’ voor bedacht, naar het Nederlands vertaald als ‘zoemvogel’. Kolibries worden uitsluitend in Amerika (Noord- Midden en Zuid) teruggevonden.

Apodiformes. Samen met gierzwaluwen worden kolibries verenigd in de orde van Apodiformes. Op het eerste zich kan dit vreemd overkomen maar zowel gierzwaluwen als kolibries hebben heel wat gemeen. Beide vogelgroepen horen tot de meest behendige onder alles wat vliegt waarbij komt dat bij beiden het beendergestel in de loop der tijd dusdanig geëvolueerd is dat het vederlicht is geworden. Zowel gierzwaluwen als kolibries bezitten sterk ontwikkelde primaire slagpennen wat hun vliegwijze er niet alleen spectaculair laat uitzien maar ook kunnen er grote snelheden mee behaald worden.

Eigenheden. Het spreekt voor zich dat er buiten de niet alledaagse vliegwijze(n) er ook nog andere eigenheden/karakteristieken zijn. Leest u mee?

    Snavel. Alle kolibries bezitten een fijne, cilindrisch opgebouwde snavel die verder meerdere vormen kan aannemen. Er zijn vogels met een vrijwel rechte snavel, maar ook zijn er met een sterk gebogen snavel en dit met alle mogelijke tussenvormen tussen die twee. En nog, er zijn snavels die zowel naar onder en naar boven gebogen zijn.

    Tong. Bijzonder is ook de tong. Die kan uitgerold worden waarbij kolibries nectar kunnen bemachtigen die anders onbereikbaar is. Naar verluidt rolt die tong, bij niet gebruik, zich in de kop op, dit rond schedel en ogen. Wanneer een kolibrie nectar wil verzamelen, strekt hij zijn tong uit. Eerst is de tong plat, maar wanneer de nectar wordt aangeraakt, transformeert het oppervlak. De tong vult zich met nectar en het goedje wordt aangezogen als een pomp. Hierdoor kunnen kolibries razendsnel nectar opzuigen. Bron: Scientas.

     Poten. Kolibries bezitten met hun vleugels en snavel over fantastische hulpmiddelen om te overleven en op te vallen maar daar staat tegenover dat hun pootjes vrij klein zijn, en dat die louter dienen om op te rusten. Er mee over de grond lopen zit er echt niet in.

      Vleugels. Hiervoor al even aangestipt. Vleugels zijn voor alle kolibries belangrijk. Maar wist u ook dat ze steeds langwerpig en smal zijn? De buitenste slagpen is het meest ontwikkeld en de andere slagpennen nemen geleidelijk in lengte af. Eigenlijk lijkt de bouw van die vleugels meer op een roeispaan en wordt verder gevormd door erg aaneensluitende motorische veren wat leidt tot een absoluut vlak en homogeen geheel. De vleugel beweegt zich in een voortdurende spiraalvormige baan, wat betekent dat de punt ervan in de ruimte en op horizontaal vlak een sterk uitgerekte acht beschrijft. De vleugelspieren bij kolibries werken voortdurend, zowel bij het opstijgen als bij het landen, terwijl dit bij andere vogels relatief weinig bestaat. Dit alles schenkt kolibries een uiterste beweeglijkheid. Ze kunnen zich verplaatsen in gelijk welke richting aan een vrij grote snelheid, ze kunnen achteruitvliegen en zelfs ter plaatse zweven. De frequentie van de vleugelslag varieert tussen tien en tachtig slagen per seconde. In sommige gevallen, bijvoorbeeld tijdens de duikvlucht, en dit bij vooral kleinere soorten kan die frequentie nog opgevoerd worden tot tweehonderd slagen per seconde.

     Verstarren. Dit houdt in dat kolibries de lichaamstemperatuur ’s nachts laten afkoelen waardoor het metabolisme tot een minimum herleid wordt. Dit laat de vogel toe om zelfs in de meest extreme omstandigheden te overleven. Wanneer de zon in de ochtend opkomt herneemt de vogel gewoon zijn alledaagse bedrijvigheid.

     Grootte. Kolibries zijn kleine vogeltjes waarvan de grootte schommelt tussen die van een grote hommel en die van een gierzwaluw. De kleinste kolibrie is de bijkolibrie [Mellisuga helenae] die vijf cm groot is. De grootste is de reuzenkolibrie [Patagona gigas] die ongeveer twintig cm groot wordt. Hierbij moet wel vermeld worden dat zijn staart hiervoor ongeveer de helft van uitmaakt.

     Staart. De staart bestaat uit tien pennen en kan de meest uiteenlopende en vaak de meest buitensporige vorm aannemen. Soms is die afgerond, soms liggen de pennen trapsgewijs, dan weer vierkant of gevorkt. Bij sommige soorten eindigt de staart op een versiering, hij kan verder zeer kort of uitermate lang zijn.

     Bevedering. Een andere eigenheid aan de kolibries ligt in de weerschijn van de kleuren, die een schittering hebben als van een edelsteen. Verwonderlijk hoeft het dan niet genoemd te worden dat sommige soorten naar edelstenen zijn genoemd. Voorbeelden? De robijntopaas kolibrie, de granaatkolibrie en nog de smaragdkolibrie. De kleur van de optische versierselen ontstaat niet door een of andere pigmentvorming maar door de structuur en de breking van de lichtstralen. Het gevolg hiervan zijn interferente kleuren waarvan de nuances verschillen naargelang de invalshoek. Zo zal de keel van de kolibrie van bijvoorbeeld de robijntopaas kolibrie nu eens groen, dan weer strogeel of oranje schijnen en dit naargelang de invalshoek van waaruit de vogel wordt waargenomen.

     Vechtlustig. Kolibries behoren tot de meest vechtlustige vogels uit de grote vogelfamilie.

Veelvraten. In realiteit is het voedingsregime van kolibries gemengd. In het dagelijkse menu wordt, naast de nectar, een belangrijke plaats ingenomen door insecten die deze vogels de nodige, en dus ook de onontbeerlijke proteïnes bezorgen. Laten we hierbij niet uit het oog verliezen dat kolibries echte veelvraten zijn. Er werd berekend dat één kolibrie proportioneel 450 keer meer proteïnen opneemt dan de mens. Het spreekt voor zich dat de reden hiervoor moet gezocht worden in het enorme energieverbruik van deze vogels.

Verschillend. De biotoop is zeer verschillend. Kolibries komen onder meer voor in vochtige tropische wouden, in steppen en in woestijnen, maar ook in de meest woeste gebieden en rond bergketens van onder andere de Andes. Zelfs in de woestijngebieden leven enkele soorten. Verdere aantrekkingspunten zijn bebloemde tuinen, koffieplantages, sinaas- en bananenplantages enz. De meest uitverkoren plaats voor meer bescheiden gekleurde kolibries is het tropische woud waar zich soorten als bosnimfen ophouden. Zij die leven in de bergen zijn zonder meer de meest merkwaardige. Tot de meest sterke soorten worden kolibries uit het geslacht ‘Oreotrochilus’ gerekend. Die vogels bewonen de zones tussen vierduizend meter boven de zeespiegel en de gebieden met eeuwige sneeuw. De enige vegetatie aldaar bestaat uit korstmossen en enkele magere struikjes. De kolibries die hier worden teruggevonden zijn diegene met de meest sterke vleugels die in staat zijn om tot op een zeer grote hoogte op te stijgen en weerstand te bieden aan koude en wind. Maar de meeste soorten worden gelokaliseerd op natte en vochtige berghellingen. Aangenomen wordt dat kolibries er worden aangetrokken door de overvloed aan insecten. Maar ook de woestijnen, waar ontelbare cactussoorten groeien, worden eveneens bezocht door zekere kolibrietypes.

Eenzaat. Kolibries zijn echte eenzaten. Behalve tijdens de zeer korte paartijd leven ze ieder voor zich. Eens die tijd voorbij is gaat alle zorg uit naar de bouw van het nest, het bebroeden van de eieren en het grootbrengen van de jonge vogels. Let wel, dit is een zorg uitsluitend voor het wijfje. Geen enkele mannelijke kolibrie trekt zich hier iets van aan. De baltsvlucht van de man is best indrukwekkend en begint immer met het binnendringen van het territorium van de pop. Wanneer die de man duldt, vliegt hij heen en weer voor haar in de meest sierlijke vluchten. Maar eens er gepaard is trekt hij uit het territorium weg en begint zij aan de nestbouw. Dit nest wordt vervaardigd uit plantenvezels, spinnenwebben, korstmossen enz. Het nest heeft altijd een komvormige constructie en wordt gebouwd in een takvorm van een boom. Het legsel bij kolibries bestaat uit twee sneeuwwitte, maar zeer kleine eieren. De broedtijd varieert naargelang de soort van zestien tot tweeëntwintig dagen. De jonge vogels groeien enorm en de pop heeft in die dagen echt handenvol werk. Honderden keren per dag moet ze op en aan vliegen om de twee immer hongerlijdende jongen te voeden met kleine dierlijke eiwitten en met nectar. Kolibries blijven, naargelang de soort van twee tot bijna vier weken in het nest.

 

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *