Meerdere Afrikaanse glansspreeuwen zijn binnen onze liefhebberij geen ongekende vogels. Anders is het als het gaat om Aziatische soorten, die zijn minder populair. Eén daarvan is de Maleise purperspreeuw [Aplonis panayensis], een mediumgrootte soort (± 20 centimeter) met een vrij uniform donkergekleurd verenpak maar, net als bij de Afrikaanse vogels, gaat ook hier de bevedering schitteren in de zon waarbij metallieke kleuren verschijnen.
Dimorfisme. Mede dankzij die metallieke kleuren kan die donkere vogel toch als mooi worden gecatalogeerd. Wie naar een uiterlijk verschil zoekt tussen man en pop komt bedrogen uit. Beide seksen zijn in hun verschijningsvorm identiek. Het geheel van deze vogel kleurt donker en daar maken snavel en poten geen uitzondering op. Apart is wel, en hierdoor in het totaalbeeld sterk contrasterend én opvallend, het roodgekleurde oog.
Roep. Spreeuwen zijn doorgaans geen stille jongens. Ook de roep van de Maleise purperspreeuw heeft een metallieke klank die meermaals kan gehoord worden weliswaar met meerdere nuances. In de natuurlijke habitat kunnen zich kleine tot grote, vrij luidruchtige groepen vormen.
Ondersoorten. Hieronder kunt u lezen waar deze vogel vooral huist. U zal zien dat het verspreidingsgebied zeker niet klein kan genoemd worden. De wetenschap heeft liefst 14 ondersoorten beschreven.
Enorm verspreidingsgebied. In de naamgeving wordt al een deel van de sluier opgelicht. Deze Aziatische vogel huist onder meer in Maleisië, India, Bangladesh, Myanmar, Sumatra, Borneo, Sulawesi en Bali. Tel hierbij nog de vele eilandjes die rond die landen gelegen zijn en we komen tot een enorm verspreidingsgebied.
Voedsel. Bestaat in hoofdzaak uit vruchten maar net zoals zoveel andere spreeuwensoorten houdt het daar niet bij op. Insecten, spinnen en andere kleine diertjes (kevers) worden gegeten en hetzelfde moet worden gezegd voor nectar. Deze voeding wordt voornamelijk genuttigd in bomen en struiken waar bladeren/bloemen worden afgespeurd op wat eetbaars. Maar ook wordt er op de grond gefoerageerd waar gevallen fruit wordt genuttigd.
Biotoop. Een specifieke biotoop voor deze vogel is moeilijk vast te leggen daar hij ervan houdt om zowel in bos te leven als aan de randen ervan. Ook wordt hij gezien in parken, mangroves, (fruit)plantages en in andere cultuurgebieden. In de natuurlijke habitat betreft het een veel voorkomende vogel die her en der in plantages voor schade kan zorgen.
Nest. De natuurlijke voortplantingstijd is afhankelijk van waar de specifieke ondersoort leeft. In India bijvoorbeeld loopt de kweektijd van februari tot april, maar in Bali is dit van juni tot september. Maar waar er ook wordt genesteld altijd kiest de monogame Aziatische glansspreeuw voor een holte in een boom (bijvoorbeeld een oud spechtennest) of voor een andere mogelijke natuurlijke, verdoken, nestplaats als daar is een holte in een muur of andere nis. Spreeuwen zijn geen kunstenaars voor wat de nestbouw betreft. In een holte hoeft het ook niet hoog technisch en keurig geconstrueerd te zijn. Het gaat om een ruw nest bestaande uit vooral gedroogde grassen en bladeren. Apart is hier dat er slechts twee of hooguit drie eieren worden gelegd. Een dergelijk ei heeft een blauwgroene kleur met bruine vlekken. Na een broedtijd van twee weken komen de eieren uit. De vleeskleurige jongen worden donsloos geboren en, vooral gedurende de eerste levensdagen, met dierlijke eiwitten door de beide ouders gevoed. Later komen daar ook vruchten en andere aangehaalde voedingssupplementen bij. De jonge Aziatische glansspreeuw blijft ruim drie weken in het nest. Bij de nestverlating valt vooral de lichte kleur van de vogels op waarbij de onderdelen, inclusief de flanken, heel sterk gestreept zijn. De jeugdrui zet zich in bij het beëindigen van de derde levensmaand. Twee nesten per jaar zijn mogelijk.

mooi artikel Danny
gr
erwin Lens