Aangenomen wordt dat de kauw [Corvus m. monedula] tot de meest intelligente vogels uit het vogelrijk behoort. Zijn leergierigheid heeft meer dan één wetenschapper gefascineerd waaronder ook de Nobelprijswinnaar Konrad Lorenz. Deze grijszwarte vogel die duidelijk kleiner is dan de verwante kraai trekt verder de aandacht door een kort maar krachtig ‘kjak’.
Holenbroeder. De kauw kan bijna nooit alleen waargenomen worden maar leeft wel gezellig samen met zijn soortgenoten. Het is lang geen vogel meer van het bos alleen maar hij komt ook in stad en dorp voor waar hij een groot liefhebber blijkt te zijn van hoge gebouwen, huizen en torens met liefst een wat ruimer bemeten schouw. En toch, tot zijn meest geliefde broedplaats worden kleinere en grotere boomholten gerekend. Zijn die niet te vinden dan vindt de kauw onder meer de genoemde schouwen maar ook nissen, ruïnen, kerktorens enz. niet te min om er een broedplaats in te maken. De kauw wordt vaak aanzien als een vogel die kleinere vogels het leven zuur maakt. Laten we echter niet vergeten dat hij ook een massa aan insecten, emelten, wormen en andere ongewenste dieren verorbert.
Steppebewoner. De kauw, oorspronkelijk een steppebewoner, wordt nu als een grote cultuurvolger aanzien. Menselijk etensresten (brood, fruit, aardappelen, groenten …) worden door hem benut als voedsel maar ook in de omliggende velden en weiden vindt de vogel een gedekte dis waar hij onder meer insecten (kever), kleine zoogdieren (muis), kleine amfibieën (kikker) enz. weet te verschalken. Zijn komst naar cultuurgebieden wordt verder verklaard door een de omschakeling van landbouwactiviteiten. Werd er vroeger vooral rogge, haver en tarwe gekweekt dan ligt de nadruk op vandaag op mais. Bij de eerste drie genoemde producten was de kauw een bondgenoot van de boer om ongewenste dieren als onder meer insect en muis te vernietigen. Thans worden onder andere in de geciteerde maïsteelt insecticiden gebruikt die de intelligente kauw naar de cultuurgebieden liet verhuizen. Volgens meerdere bronnen zijn er thans niet meer kauwen dan vroeger, alleen is de vogel meer zichtbaar geworden voor de mens.
Kuddevogel. Stellig buiten de kweektijd toeft de kauw gaarne in uitgebreid gezelschap van soortgenoten. Soms, en zeker in de herfst, kunnen benden van wel honderd en nog meer vogels geobserveerd worden die ofwel gezamenlijk op zoek zijn naar voedsel ofwel naar een gemeenschappelijke slaapplaats. Maar ook in de groep heerst er een zekere hiërarchie waarbij de oudere kauwen de jongere vogels zonder pardon domineren. De ouderen krijgen de eerste keus wanneer het gaat om een broedplaats en om voedsel. Daartegenover staat dat alle oudervogels ook alle jongen na het uitvliegen gaan voeden. De geciteerde Konrad Lorenz schreef jaren terug al dat de kauw een grote ontwikkeling heeft en één van de meest intelligente vogelsoorten is die er bestaan. Vol bewondering ervoer hij dat iedere vogel in de familie zijn plaats en rang kent. De vogels met de meest helle kop zouden hoger in rang staan dan de daar meer donkergekleurde vogels. Aangenomen wordt dat de mannelijke kauw een meer lichter gekleurde kop heeft dan de pop en dat bij het ouder worden pas echt opvalt. Ook het vijandsbeeld wordt aangeleerd en wel door een zekere geluid dat telkens wordt geslaakt wanneer er bvb. een havik of andere predator in de nabijheid van de groep komt.
Vliegshow. Wie de kauw al vliegend observeert ziet de vogel profiteren van de opwaartse luchtstromingen waardoor hij zich figuurlijk door de lucht laat glijden. De vogel kan hier echt van genieten en meerdere vluchten op de thermiek is niet uitzonderlijk.
Balts. Kauwen vormen koppels voor het leven. Maar voor een man een pop aan hem kan binden moet hij haar eerst weten te overtuigen. Kleurrijk is de vogel niet, pronken met opvallende veren zit er dus niet in. Daarom moet hij haar imponeren door onder meer de kop hoog op te richten, de nek te strekken en aldus de grijze kopkleur heel duidelijk zichtbaar te maken. Doorgaans wordt dit tafereel door concurrerende mannen gestoord waardoor soms kleine schermutselingen volgen. Het wijfje vliegt dan weg maar van op een afstand weet ze toch haar goed of afkeuren aan de mogelijke partner te melden door onder andere oogcontact met hem te zoeken maar ook door met vleugels en staart te sidderen. Het zoeken naar een partner geschiedt reeds in het eerste levensjaar en pas gevormde koppels vallen onder andere op tijdens het ‘pluizen’ van elkaars bevedering en door hun synchronische vluchten. Ook verdedigt de man de pop tegen iedere mogelijke rivaal.
Kweek. Hoewel ze elkaar zochten tijdens het eerste levensjaar wordt er door het koppel pas tijdens het tweede levensjaar naar een geschikte nestplaats uitgekeken. Beide vogels bouwen aan het nest dat wordt opgebouwd met twijgen, rijstakken, mossen enz. De eileg begint tamelijk vroeg, eind maart begin april legt de pop van vier tot zes blauwgroene gespikkelde eieren die door haar in circa achttien dagen worden uitgebroed. Tijdens het broedproces wordt ze op het nest door de man gevoed. Na het kippen van de eieren bekommeren beide ouders zich om de jongen. Die blijven van dertig tot vijfendertig dagen in het nest en worden hierna nog gedurende vier weken door de ouders verzorgd. De kauw heeft slechts één broedsel per seizoen.
Volière. Vroeger werden kauwen door meerdere mensen met de hand grootgebracht. Een dergelijke vogel was volledig op de mens ingeprent en bleef dit gedurende zijn volledige leven. We herinneren ons nog vogelshows waar meerdere kauwen naast elkaar werden geëxposeerd, de ene nog wat meer blinkend dan de andere. Op vandaag zien we nu en dan nog eens een kauw maar het aantal van vroeger zal wel voor altijd voorbij zijn. Niettemin, en voor wie wettelijk in orde is, kan en mag de kauw nog altijd. Op zich gaat het om een makkelijk te verzorgen soort, dat is nu eenmaal eigen aan een alleseter. De basis bestaat hier uit een korrel- of een universeelvoeding met een extra aan dierlijke eiwitten (meel- en moriowormen), fruit, keukenafval enz.
En nog ….
- De kauw heeft een grootte die gesitueerd wordt tussen 35 en 38 centimeter.
- Het meest eigen aan de vogel is wel de kop met de in verhouding korte snavel waarbij de bovensnavel voor de helft bepluimd is. De ondersnavel is dit voor een vierde.
- Het oog is heel opvallend lichtblauw met een zwarte pupil.
- Tijdens de vlucht en bij de begroeting klinkt er een koude metallieke roep die nog het best als ’tjak-tjak’ kan beschreven worden.