Japanse meeuw, zin en onzin over voorouders

Ieder geschrift dat handelt over een diersoort, en dus ook over vogels, geeft de benaming weer in de wetenschappelijke term. Het is een onfeilbaar middel om, over de taalgrenzen heen, over hetzelfde dier te kunnen spreken. Die wetenschappelijke benaming, gebaseerd op de indeling van planten en dieren werd met een nog steeds voortdurend succes, in het leven geroepen door de Zweed Carl Von Linné. Zelf verlatijnsde hij zijn naam tot Linnaeus zoals dat toen in de wereld van wetenschapsmensen gebruikelijk was. Hij leefde van 1707 tot 1778 en het principe waarop hij steunde voor zijn indeling was én eenvoudig én voor de hand liggend nl. uiterlijke overeenkomsten. Die konden voor wat vogels betreft, zowel de uiterlijke bevedering als de vederstructuur zijn, identieke leefgewoontes, eenzelfde nestbouw en zo meer.

Kennis. Het is duidelijk dat ook met de jaren de kennis toenam, en nog steeds toeneemt, zodat heel wat veranderingen werden en worden aangebracht. Daar de Japanse meeuw op een bepaald ogenblik ontstond mede door de opzet (of de onoplettendheid) van de mens, zou het voor de hand moeten liggen dat de wetenschappelijke naam onwrikbaar vaststaat. De samenstelling van een wetenschappelijke naam is vrij eenvoudig. Het eerste gedeelte van de naam is de geslachtsnaam, het tweede gedeelte is de soortnaam. Zich baserend op de (onzekere) afstamming – hierover zo dadelijk meer – zou ik kortweg de voorkeur geven aan ‘Lonchura domestica’. Immers, wie de voorouders ook mogen zijn, steeds situeert men hen in het Lonchura-geslacht. En dat het een cultuurproduct is wordt weergegeven door ‘domestica’. Nu weet ik wel dat men in de naamgeving (taxonomie) in het gebruik de voorkeur moet geven aan de oudste benaming. Maar wie kan zeggen wat de oudste benaming is? Dan maar de voorkeur gegeven aan een determinatie steunend op zekerheid en, eenvoud. Lonchura domestica).

Voorouders ja, voorouders neen? Hiervoor heb ik reeds gezegd dat de voorouders van de Japanse meeuw steeds in het Lonchura-geslacht gesitueerd worden. Tussen haakjes, Frans Robiller schrijft in zijn boek ‘Prachtvinken’ (uitgeverij Elsevier) dat er samen ongeveer een honderdtal Lonchura’s zijn, soorten en ondersoorten. Bij het vergelijken van de bronzemannetjes in de familie van de Lonchura valt het op dat deze in zo weinig van elkaar verschillen. Het zal wel juist zijn dat de Japanse meeuw van tegenwoordig afstamt van de bronzemannetjes maar wie zal met honderd procent zekerheid durven beweren dat hij de juiste voorouders zal kunnen aanwijzen. En hoe velen hebben al niet geprobeerd door een terugkruising de juiste bronzeman-voorouder te ontdekken, maar tevergeefs. Immers sedert een paar eeuwen wordt ‘onze’ Japanse meeuw reeds gekweekt en gekruist, onderling en met neefjes en nichtjes uit dezelfde familie, zodat de ‘raszuivere’ meeuw wel niet meer zal bestaan. Voortgaand op het uiterlijk van de Japanse meeuwen die ingezonden worden op onze tentoonstellingen zullen alleen ingewijden de voorouders nog durven aanwijzen. Zet maar een robuuste zwartbruine Japanse meeuw van twaalf centimeter groot naast het tengere spitsstaartbronzemannetje (Lonchura s. striata) van circa tien centimeter. En als die bewuste Japanse meeuw roodbruin van kleur is, of wit of crème ino dan wordt het probleem er niet eenvoudiger door. À propos, wie vertelde me dat die roodbruine kleur in de Japanse meeuw weleens afkomstig zou kunnen zijn van de muskaatvink (Lonchura punctulata)? En de lichte, fijne opgebleekte streepjes op de rug van de donkere meeuwen, komen die niet van de spitsstaartbronzeman (Lonchura s. striata) of van de ondersoort (Lonchura s. semistriata) die ook een lichte bestreping heeft op de rug … En wat doen we met het Jerdon bronzemannetje (Lonchura kelaarti) dat ook fijne lichte strepen heeft op de bovenzijde van het lichaam en dat een roodachtig tot geel lichaam heeft. En spreken de Duitse liefhebbers niet van de ‘gelbe’ (gele) Japanse meeuw? Of is dan toch het zilverbekje (Lonchura cantans) verantwoordelijk voor de gele kleur bedenkend dat het Duitse geel overeenkomt met wat wij roodbruin noemen. En de visgraattekening op buik en flanken! Komt die niet van de muskaatvink, of van het bergbronzemannetje of van het spitsstaartbronzemannetje? Wie zal het zeggen? Al deze mogelijke Lonchurasoorten kunnen de voorouders geweest zijn van de huidige Japanse meeuw.

Kleurvogel. Ik geloof dat het op zichzelf, zoals de kweek er nu voorstaat, zoals het formaat en de kleur van de Japanse meeuw zich nu voordoet, nog weinig van belang is wie nu wel en wie nu niet verantwoordelijk is voor de eerste boreling. De wieg van de Japanse meeuw zou ongeveer 260 jaar geleden in … China gestaan hebben! Hun latere kindjes veroverden Europa via Japan mede door hun uitstekende kwaliteit als kooivogel. En dat de Japanse meeuwtjes een hele gamma goede kwaliteiten hebben staat onwrikbaar vast. Ze hebben zo veel kwaliteiten, mogelijkheden bekende en nog onbekende, dat menig kanariekweker of zebravinkenliefhebber er jaloers zou van worden. De Japanse meeuwen bevinden zich nu in een stadium dat een uitdaging betekent voor de echte kleur, vorm- en tekeningkweker.

 

 
Digiprove sealThis content has been Digiproved © 2023 Danny Roels

One comment

  1. Prachtig opzoekingswerk.
    Het zou zeker mogelijk zijn om via DNA alle voorouders te ontdekken.
    Maar!!!
    Wie zou daar centjes voor geven als ik zie dat meeuwtjes soms voor €5 worden doorverkocht?
    Als ze geschikt zijn om andere vogels groot te brengen en soms al eens een prijsje te halen op een TT is dat voor de “liefhebber” reeds voldoende. De rest liggen ze echt niet wakker van.
    Zo is ook de kanarie verknoeid. Nu volgen vele andere vogeltjes zoals tropische en Europese door kruisingen en mutanten ongebreideld te mogen kweken. Tijd voor bezinning dringt!!!!!!!!
    Grtn Matthieu.
    Grtn Matthieu

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *