Het steenuiltje, onze kleinste uil

Het steenuiltje [Athena noctua] is de kleinste uil die in België voorkomt. Het vogeltje is amper tweeëntwintig centimeter groot, nauwelijks de lengte van een merel. Zoals het voor een uil uit onze regio’s hoort is het een bruingrijs gekleurde vogel met een onregelmatige witte tekening doorheen de bevedering. De onderzijde heeft weliswaar een lichtere kleur met bruine overlangse vlekken. De diepgeel gekleurde ogen met de grote zwarte pupil maken dat de steenuil een eerder streng opzicht heeft. Man en pop zijn ook hier gelijk gekleurd en getekend.

Algemene vogel. De steenuil staat in ons land gekend als een algemene broedvogel maar we moeten hierbij wel rekening houden met het feit dat hij zich graag ophoudt in boomgaarden, parken en andere plaatsen met verspreide, liefst zo oud mogelijke bomen. Vandaar dat het steenuiltje ook wel eens opgemerkt wordt in stadsparken maar ook op zolders, in torens en onder gewelven. Ook op de kerkhoven vindt de vogel zijn draai en op plaatsen waar knotwilgen nog heerlijk kunnen groeien houdt hij zich het liefst schuil.

Voedsel. In weerwil van wat vaak wordt beweerd eet de steenuil voor het overgrote deel insecten en veel minder kleine zoogdieren en vogels. Ook de regenworm vindt hij een lekkernij. Op muizen wordt zeker gejaagd en ook een kleinere vogel, zelfs de even grote merel, wordt wel eens geslagen. De steenuil heeft verschillende jachttechnieken. Geduldig loeren vanaf een paaltje, over de grond lopen en rennen of jagen vanuit een lage vlucht. Zijn er geen jongen te voeden dan wordt er vooral bij valavond en ’s nacht gejaagd. Wanneer er hongerige jongen zijn breidt de steenuil zijn jachttijd ook naar de dag uit.

Nest. De steenuil is een holenbroeder. Zowat alles komt hiervoor in aanmerking: gaten in knotwilgen, openingen in schuren, nestkasten, zelfs op de grond in konijnenpijpen wordt met regelmaat een steenuilnest aangetroffen. In een dergelijke plaats wordt geen nestmateriaal aangedragen waar worden de drie tot vier, ronde, witte eieren gewoon op de nestbodem gelegd. Vreemd is wel dat wanneer er jongen zijn dit nest een vrij vieze boel wordt omdat etensresten niet worden weggedragen. In nesten worden na het uitvliegen van de jongen talrijke vleugels van onder meer libellen, schilden van kevers maar ook botten van vogels waar pluimresten toelaten om geslagen vogels te determineren. De kweektijd strekt zich uit van april tot juli. Slechts de pop bebroedt de eieren. De broedtijd, precies achtentwintig dagen, kan als vrij lang worden beschouwd. Wanneer de jongen geboren zijn worden ze met het eerder vermelde voedsel grootgebracht. De jonge steenuiltjes blijven ongeveer vijf weken in het nest. Na het uitvliegen duurt het nog eens een maand voor de juvenielen op eigen poten kunnen staan. Wanneer we de broedtijd, de nesttijd en de nazorg samen tellen zien we dat de steenuil drie maand nodig heeft om een nest jongen groot te brengen. De aandachtige lezer weet meteen dat er hier slechts sprake kan zijn van één nest per seizoen.

Standvogel. De steenuil is geen trekvogel. Hij blijft bij ons gedurende het volledige jaar. Wat we wel zien is dat er tijdens het najaar kan gesproken worden van kleine verplaatsingen, er wordt dan ook over zwerfbewegingen gesproken. Van de steenuil zijn verder dertien ondersoorten geregistreerd.

 
Digiprove sealThis content has been Digiproved © 2023 Danny Roels

3 comments

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *