De grauwe klauwier [Lanius collurio] is een sadist die er de gewoonte van gemaakt heeft om gevangen prooien, althans wat hij niet onmiddellijk verorbert, op een stekel, doorn of nog op een prikkeldraad vast te spelden. Leuk voor het slachtoffer is anders … Aan dit fenomeen heeft hij ook meerdere andere, fictieve namen te danken die vaak streekgebonden zijn. Enkele voorbeelden hiervan zijn ‘struikrover’, wurger’, ‘negendoder’ of nog ‘vinkenbijter’ … Vooral de naam ‘negendoder’ valt in dit rijtje op. Het wordt verklaard door het feit dat volgens het volksgeloof de ‘negendoder’ pas ophoudt met doden als hij negen prooien op een dag heeft geslagen … de surplus wordt op doornen, stekels of nog prikkeldraad geprikt! .
Zeldzaam. Oudere literatuur leert dat ook de grauwe klauwier in onze regio’s een veel voorkomende vogel is geweest die vaak langs bosranden op te merken was. Ook in grotere boomgaarden kon hij meermaals gezien worden. Op vandaag wordt de ‘negendoder’ hier al lang niet meer tot de meest frequente vogels aanzien en op een bepaald moment was er zelfs sprake van een totale verdwijning uit het Vlaamse landschap. Thans zou de vogel aan een langzame maar zekere terugkeer werken. Weet dat de grauwe klauwier bij onze Franstalige landgenoten in Wallonië nooit uit beeld is verdwenen wat niet gelijk staat aan veel voorkomend.
Eigenheden. Net als zoveel andere vogels die zonder scrupules kleinere vogels en dieren doden, denken we maar aan de gaai [Garrulus glandarius] is ook de grauwe klauwier een best mooie verschijning met een duidelijk onderscheid tussen man en pop. De grootte ligt rond 18 centimeter en de man springt in het oog door het zwarte masker dat op de schedel begint, door het oog loopt en eindigt op het achterhoofd. De kop kleurt blauwgrijs. De bovendelen kleuren kastanjebruin met een rode ondergrond. Keel, wangen en onderdelen zijn vuilwit met weliswaar de toevoeging dat keel en flanken een lichte rozeachtig waas bekennen. De staart is zwart met witte buitenranden. De snavel is, net als het masker, zwart maar bezit wel een scherpe wat roofvogelachtige gebogen punt. Poten kleuren donkergrijs. Het wijfje en jonge vogel moeten het met minder kleur stellen. Zo moeten ze het masker missen, zijn ze grotendeels licht gekleurd met een schubachtig effect over een groot deel van de bevedering. Een jonge vogel kan wel nog op een eenvoudige wijze van het wijfje onderscheiden worden door zijn gele snavelbasis.
Trekvogel. De grauwe klauwier staat bekend als trekvogel die voor de winter kiest voor het zonnige en warme zuidelijk Afrika. Half mei keert hij terug maar goed drie maand later, na de broedtijd, is hij weer weg.
Voedsel. Een uitgesproken vleeseter is hij zeker! De aanwezigheid van voldoende prooien is een absolute voorwaarde om de grauwe klauwier aan een bepaalde plaats te binden. Er wordt vanaf een uitkijkpost gejaagd waarbij als mogelijke prooien worden beschouwd: kevers, sprinkhanen, bijen, grotere vliegensoorten maar ook kleine (jonge) zangvogeltjes, kleine reptielen en amfibieën, muisjes … En hoewel het spietsen van prooien wreed en onsmakelijk lijkt heeft dit toch meerdere functies. Zo kunnen (grotere) prooien makkelijker uit elkaar gehaald worden maar ook kunnen dergelijk behandelde slachtoffers dienen bij het lokken van een vrouwelijke vogel, of nog als voedselvoorraad beschouwd worden en zelfs als plaats om prooien te laten ontgiften. Een kikker bijvoorbeeld bezit gifklieren, een spitsmuis bezit gif in de speekselklieren … maar die verliezen enige tijd na de dood wel hun uitwerking. (Bron: Agentschap Natuur & Bos).
Balts. Mannen keren door de band wat vroeger uit het overwinteringskwartier terug met het oog op het bemachtigen van een broedterritorium die aan een wijfje, bij haar terugkeer, kan aangeboden worden. Bij het opmerken van een mogelijke partner begint de man te roepen, te zingen maar ook te baltsen. Het baltsgedrag is klassiek: veren worden opgericht, er wordt met de kop gedraaid en vleugel- en staartpennen worden gespreid. Ook worden baltsvluchten uitgevoerd en later zal de man ook een gevangen prooi aan het wijfje aanbieden. Dit laatste wordt bijvoorbeeld ook gedaan door bijeneters en ijsvogels. In ornithologische middens wordt gesproken ‘over het aanbieden van de bruidsschat’.
Nest. Beide seksen werken mee aan de nestbouw. Er wordt genesteld in boom of struik maar nooit hoog. De basis bestaat uit het aanbrengen van fijne takjes, de afwerking gebeurt met mossen en dierlijke haren. Dit nest, met een doorsnede van 20 centimeter en een hoogte van 10 centimeter, kan moeilijk klein genoemd worden. Er wordt om de dag een ei gelegd en dit tot vijf, zes en uitzonderlijk zeven eieren. De broedtijd start na het leggen van het voorlaatste ei. Alleen de pop broedt en na een broedtijd van een tweetal weken worden de jonge klauwiertjes geboren. Voor de ouders breken harde tijden aan want de juveniele vogels staan gekend als veelvraten. Ze groeien in normale omstandigheden enorm en na twee weken kunnen ze het nest zo goed als volledig bevederd verlaten. Omdat er slechts een kweekronde per jaar is kunnen beide ouders instaan voor het navoeden van de kroost. Maar aan alles komt een eind en na nog eens twee weken moeten de jonge vogels alleen verder.
Predatoren. Hoewel de grauwe klauwier weinig mededogen kent met zijn slachtoffers valt ook hij, of de inhoud van het nest, soms ten prooi van een predator. Eieren en kleine jongen worden onder meer geroofd door kraaiachtigen maar ook door vos en hermelijn. En ook valt zowel een volwassen exemplaar als een jonge vogel weleens ten prooi van een sperwer. U ziet, ook voor de grauwe klauwier is het én leven én overleven!