‘The Grampians’ is een wondermooi ‘National Park’ in de deelstaat Victoria in Australië. De Aboriginals noemen het gebied ‘Gariwerd’. De stammen van de Jardwadjali en Djab Wurrung zijn van oudsher de bewoners van het gebied. In 1984 werd 1672,19 km² van de Grampians beschermd als nationaal park. Voor liefhebbers van fauna en flora is dit een van de meest aangename parken om te verblijven. Er zouden liefst 242 vogelsoorten leven in Grampians National Park, waaronder de roodlelhoningeter (Anthochaera carunculata).
Grampians. Hier kunnen prachtige wandelingen gemaakt worden naar onder meer de ‘MacKenzie Falls’ (al is de weg ernaar toe mooier dan de waterval zelf) en naar ‘The Balconies’ een unieke rotsformatie die zich boven een diep dal bevindt. In iedere toeristische gids over de deelstaat Victoria kunt u gegarandeerd een afbeelding van deze rotsformatie terugvinden. ‘The Wonderland Range’ is een gebied met geologische bezienswaardigheden als ‘The Grand Canyon’, ‘The ‘Silent Street’ en ‘The Pinnacle’. ‘The Grand Canyon’ en ‘The Silent Street’ zijn beide ravijnen die respectievelijk erg breed en erg smal zijn. ‘The Pinnacle’ is een rotspunt boven ‘The Wonderland Range’, die wandelaars kunnen beklimmen. Maar bovenal, en voor een vogelliefhebber niet onbelangrijk, in dit gebied leven, als voordien aangehaald 242 verschillende vogelsoorten!
Imponerend. Een van die soorten is de roodlelhoningeter. Het is een opvallende soort die niet alleen imponeert door zijn karakteristieke roodgekleurde lellen, of door de geelgekleurde buik, of door zijn grootte (± 35 centimeter) maar vooral door het lawaai dat hij maken kan. Het is een vogel, en in Australië is dit niet echt uitzonderlijk, die eerst wordt gehoord en dan pas wordt gezien. Het geluid dat wordt gemaakt is krassend en best vergelijkbaar met het lawaai dat door kraaiachtigen wordt gemaakt. Naar verluidt (bron: ‘Field Guide to Australian Birds) maakt slechts de man echt kabaal, het geluid dat door de pop wordt gemaakt is veel milder. Als dit echt zo is moet dit het enige verschil zijn tussen man en pop want beide seksen zijn gelijk gekleurd en getekend.
Onbevreesd. In ‘The Grampians’ is het een veel voorkomende soort die absoluut niet bevreesd is voor de mens. Deze honingeter kan zeer makkelijk benaderd, en dus ook geobserveerd worden. En wat telkens opvalt is de grote agressiviteit die van honingeters in het algemeen maar van de roodlel in het bijzonder uitgaat. We hebben meermaals gezien dat voedselzoekende honingeters eerst iedere andere vogel (soortgenoot of niet, klein en groot) uit een honingboom verjaagt om de voedselbron voor zich alleen te hebben. Maar de roodlelhoningeter eet, in weerwil van wat de naam laat vermoeden, lang niet alleen honing, pollen of nectar. We hebben deze vogel vruchten, bessen en insecten zien eten maar ook valt hij makkelijk te verleiden met een eenvoudig korstje brood of ander voedselrestje. En, net als bijeneter of vliegenvanger het doen, vangt ook hij insecten in de vlucht.
Eigenheden. Hoewel bijgaande foto’s voor zich spreken willen we toch wijzen op enkele speciale eigenheden van de vogel. Zo:
- Grijsbruine lichaamskleur, sterk getekend,
- Gele buikkleur,
- Twee roodgekleurde keellellen,
- Wit gezichtsveld rond het oog,
- Roodgekleurd oog,
- Lange trapstaart,
- Staart eindigt op witte punten,
- Krachtige, lichtgekleurde poten,
- Geen visueel dimorfisme.
Biotoop. Van algemeen voorkomende vogels is het niet onlogisch dat ze in diverse biotopen kunnen gezien worden. Dit is hier niet anders. Zelf hebben we de roodlel waargenomen in bos maar ook op open plaatsen, we hebben de roodlel gezien in de botanische tuin van Halls Gap maar ook in volkstuintjes. Op parking en campings wordt er ongegeneerd om voedsel geschooid. Op plaatselijke druiven- en vijgenplantages komt de roodlel zeer frequent voor en wordt er beschouwd als een pest. Buiten de kweektijd wordt er een nomadisch, solitair leven geleid.
Kweek. De kweektijd loopt van juli tot december. Dit is de tijd die nodig is om twee nesten groot te brengen. Beide seksen bouwen een komvormig nest dat wordt gemaakt met rijstakjes en bladeren voor de buitenkant. Binnenin wordt het afgewerkt met schors, gras en haar. Het nest bevindt zich meestal in de vork van een boom en wordt tussen twee en vijftien meter hoog gebouwd. De pop legt twee, hooguit drie eieren die een zachtbruine kleur hebben en getekend zijn met lichte paarsachtige vlekjes. Man en pop wisselen elkaar bij het broeden af. De broedtijd is zestien dagen. De jonge vogels worden door de beide ouders met het hiervoor aangehaalde voedsel grootgebracht. De nesttijd is achttien tot twintig dagen. De jonge roodlelhoningeter verlaat het nest in een somber grijsbruine kleur, van de karakteristieke lellen is nog geen sprake. Na de nestverlating worden de jonge vogels nog gedurende twee tot drie weken nagevoed.
Jeugdrui. Spoedig na de nestverlating zet de jeugdrui zich in en verschijnen de eerste gele buikveertjes. Binnen een korte tijd verandert de somber gekleurde jonge vogel in een mooie roodlelhoningeter maar bij eerste jaarsvogels zouden de lellen iets kleiner zijn dan bij oudere vogels.
Predatoren. De roodlelhoningeter is niet bepaald een lieverdje maar ook hij heeft meerdere natuurlijke vijanden. Zo wordt hij onder andere bejaagd door haviken (Accipitridae) en valken (Falconiformes) klauwiergaaien (Artamidae) en raven (Corvidae). De vale koekoek (Cacomantis pallidus) is dan weer een notoire parasiet die wat graag een eitje toevoegt aan die van de roodlel.
daar denk je nog steeds aan terug he man……grt,Marc