Elzensijs
Danny Roels.
Het is een vaststaand feit: de elzensijs [Spinus spinus] is zowel binnen als buiten de liefhebberij een goed gekende vogel behorend tot de vinkachtige (Fringillidae). Dit vogeltje wordt sedert mensenheugenis in kooi en volière gehouden maar toch is het pas de laatste twintig jaar ook een écht goede kweekvogel geworden. En als zo vaak, het ontstaan van meerdere mutaties is hier niet vreemd aan. Vandaag houden we het echter op de wildkleur, voor veel liefhebbers en ook voor mij nog altijd de mooiste kleurslag!
Voeding. Het verzorgen van dit vogeltje kan niet moeilijk genoemd worden. De voeding is wel heel eenvoudig. Hij die de elzensijs voedt met de specifieke sijzenmengeling zoals die in de handel aangeboden wordt, aangevuld met veel onkruidzaden van allerhand allooi zal geen voedingsproblemen kennen. Wat dat laatste betreft, groenvoer, is ook hier de keuze heel groot. Met zowat ieder onkruid, maar ook met elke bladgroente kunnen we de elzensijs plezieren. Ook wordt er graag van het eivoer gegeten en ook van kleine dierlijke eiwitten is dit prachtig Europees vogeltje lang niet vies. Op elzen- en berkenzaadjes is de sijs gewoon verlekkerd. Hetzelfde geldt voor nigerzaad. Maar: die makkelijke voedingswijze, samen met het feit dat de elzensijs graag eet, zorgt ervoor dat dit vogeltje binnen de kortste keren veel te vet kan worden. En iedere liefhebber hoort het te weten, met te vette vogels valt zelden te kweken. De oplossing ligt in het gegeven dat er moet gerantsoeneerd gevoerd worden. Zeven gram zaden per vogel/per dag zijn buiten de kweektijd ruim voldoende.
Water. Is onontbeerlijk. De elzensijs houdt van water. Ook in de natuurlijke habitat zoekt het water op. En vreemd is dit niet want aan de oevers groeien precies elzen- en berken soms volop. In avicultuur is het de plicht van de liefhebber om iedere dag weer voor én vers drinkwater én proper badwater te zorgen. U zal zien, zelfs putje winter duikt de elzensijs het badwater in!
Kooi. Wie doelgericht kweekt met het oog op de afstamming, of om bepaalde goede karakteristieken bij de elzensijs vast te leggen, opteert voor de kweekkooi of kweekbox. Hier wordt een koppel paarsgewijs gehouden. En toch, de elzensijs is een heel beweeglijk vogeltje die meer ruimte nodig heeft dan bijvoorbeeld een kanarie. Kleine kweekkooien zijn, naar mijn mening, minder of in het geheel niet geschikt om de elzensijs in te kweken. Een minimale lengte van 100 centimeter is nodig.
Volière. Wat wel van meerdere vogels kan gesteld worden is ook op de elzensijs van toepassing. Die vogel komt echt tot zijn recht in een grotere en liefst beplante volière waar het onophoudend zichzelf kan zijn. Wie deze vink hierin observeert kan kennis maken met zijn beweeglijkheid en zijn acrobatie, op mezenwijze wordt iedere takje op de aanwezigheid van iets eetbaars onderzocht. De man zal in de volière naar, mijn aanvoelen toch, veel makkelijker zijn niet onaardig liedje uiten dan in de kweekkooi. Die zang wordt ten ander het meest naar voor gebracht tijdens de kweekperiode. De elzensijs is sterk en kan, mits bescherming tegen de meest harde natuurelementen, gerust het volledige jaar door buiten gehouden worden. Wat ook moet vermeld worden is zijn enorme verdraagzaamheid tegenover iedere andere vogel.
Dimorfisme. Het verschil tussen man en pop is vrij groot. Bijgaande foto’s zijn hiervan een sprekend bewijs. Enkele hierbij in het oog springende verschillen zijn: zwarte schedelkleur voor de man, afwezig bij de pop. Zwart keelvlekje bij (sommige) mannen, afwezig bij de pop. Karakteristiek strepenpatroon op borst, rug en flanken bij de pop, borsttekening bij de man absent, rugtekening bij hem matig aanwezig, flanktekening in minder mate dan bij de pop. De geelgroene vleugelband van de man is op de zwarte slagpennen contrastrijker dan die van de pop en verder maakt de egaal geelgroene borstkleur het geheel van de man compleet.
Andere. Grootte: ± 12 cm. Hoewel de elzensijs een wel bijzonder groot verspreidingsgebied bezit worden er toch geen ondersoorten beschreven. De soort is, wat men noemt, monotypisch. Op grond van fylogenetische onderzoekingen die in 2012 werden uitgevoerd wordt de elzensijs, samen met de Amerikaanse sijzen, ondergebracht in het geslacht Spinus (Referentie: D. Zuccon, R. Prŷs-Jones, P. Rasmussen und P. Ericson: The phylogenetic relationships and generis Limits of finches (Fringillidae).
Nestmateriaal. De elzensijs kan bezwaarlijk een kieskeurige vogel genoemd worden voor wat het nestmateriaal betreft. Er worden (in volière) vrijstaande nesten gebouwd maar ook in harzernestjes, kapelletjes, kanariemandjes enz. wordt wat graag gebouwd. Wat de bouwstoffen betreft kan zowat hetzelfde verhaald worden. Bijna alles wordt aanvaard hoewel er toch een ‘natuurlijke’ voorkeur is voor zachtere materie als mossen, sharpie, watten en dierlijke haren. Het nest is vrij klein, komvormig zoals het voor een vinkachtige hoort, stevig onderbouwd en keurig afgewerkt. En nog, het nest wordt uitsluitend door het wijfje gebouwd. De man houdt het in die tijd op zingen en baltsen. Bijzonder is wel dat het vertrouwen van de elzensijs tegenover zijn verzorger gedurende de kweektijd nog toeneemt. Het is lang niet uitzonderlijk dat man en pop het aangereikte opfokvoer gewoon uit de hand komen nemen als er kleine jongen in het nest aanwezig zijn.
Eieren & jongen. Nadat de pop het nest beëindigd heeft zal ze binnen de kortste keer overgaan tot het leggen van vier tot zes eieren. Die eieren bezitten een lichte grondkleur en zijn met donkere puntjes en streepjes versierd. De pop broedt alleen de eieren uit in dertien dagen. En zie, eenmaal jongen, wordt de man een actieve vogel die de pop op het nest gaat voeden. Dit aangebrachte voedsel wordt door haar dan weer onder de jonge sijsjes verdeeld. Op het hiervoor aangehaalde voedsel zullen de jongen, bij gunstige omstandigheden althans, op een speelse wijze groot worden. Toch wijzen we erop dat dierlijk voedsel, strikt genomen, bij de kweek van de elzensijs niet nodig is maar de ouders het doorgaans wel graag opnemen én azen. Het verplicht ringen van de jonge vogels is ook hier van toepassing. De opgelegde ringmaat in het Vlaams Gewest is 2,4 mm. Het ringen geschiedt rond de vijfde levensdag. De juveniele sijsjes verlaten het nest voor altijd als ze circa achttien dagen oud zijn. Ze lijken het meest op hun moeder maar zijn in het geheel genomen lichter van kleur en nog meer gestreept. Twee weken na het uitvliegen kunnen ze voor zichzelf zorgen. Twee nesten per jaar zijn normaal, drie zijn mogelijk maar vier is er een teveel.
Meerdere foto’s van de elzensijs vindt u in de fotogalerij onder cultuurvogels, de elzensijs. Naast de wildvorm worden foto’s geplaatst van 19 andere kleurslagen.
moeten de ringen van jonge sijsjes niet gecamoufleerd zijn