Een (f)luisterend oor. Tien vragen, tien antwoorden over …de papegaaiduiker

De papegaaiduiker [Fratercula arctica] geldt als een buitenissige vogel. Wat bij hem vooral in het oog springt, en de naam verwijst ernaar, is de snavel. Die is één van de meest merkwaardige, maar ook één van de meest ongewone die in de nochtans niet kleine ornithologische wereld terug te vinden is. Vooral tijdens de broedtijd mag die snavel gezien worden. Hij is niet alleen groot in verhouding tot het lichaam maar ook nog ronduit briljant gekleurd is. Tien vragen en evenveel antwoorden over de papegaaiduiker? Echt een fluitje van een cent!

 

 

1. Om met de deur in huis te vallen. Wat is er verder zo speciaal aan die snavel?

Groot en mooi, dat wist u al, maar ook hoog en smal. Het voorste deel van die snavel toont verder twee en zelfs drie donkergekleurde groeven waarvan er minimaal één maar meestal twee overeenstemmen met die van de ondersnavel. De voorste snavelhelft kleurt rood, de achterste grijsblauw. Die twee kleuren worden, althans bij volwassen vogels, gescheiden door een geel lijntje. Aan de snavelbasis, dus net voor de veren van het voorhoofd, is eenzelfde gekleurd geel lijntje te zien.

2. Blijft die snavel het volledige jaar behouden?

Neen, en ook dat is bizar. Het lijkt of de snavel gaat ‘ruien’. De snavel zal na het kweekseizoen in acht verschillende stukken uiteenvallen, de buitenste lagen vallen er letterlijk af. Waardoor de snavel niet alleen kleiner toont maar ook minder kleurrijk.

3. Vallen die schubben gelijktijdig af?

Neen, en het is bovendien een proces dat niet altijd even vlot verloopt. Het gebeurt dat de snaveldelen slechts deels afbreken of loslaten wat bij het zoeken naar voedsel (zie verder) in het nadeel speelt. Maar, Moeder Natuur heeft blijkbaar op alles een antwoord en zo heeft de papegaaiduiker aan de nagel van de binnenteen een zijdelingse, platte, maar ook vlijmscherpe vergroeiing die kan gebruikt worden om de hinderende snavellaagjes te verwijderen.

4. Wat is het verschil tussen man en pop?

Het verschil tussen beide seksen is amper of niet te zien. Als steeds bij gelijk gekleurde en gelijk getekende vogels wordt er gemakkelijk gezegd en geschreven dat de man wat forsiger gebouwd is dan het wijfje en ook dat hij doorgaans wat intensiever gekleurd is. Wie al wat langer in de vogelwereld meedraait weet dat die bewering lang niet altijd opgaat. Terloops, beide seksen zijn even groot en meten tussen 30 en 34 centimeter. Groot is de papegaaiduiker dus niet.

5. Waar leeft die vogel?

De papegaaiduiker heeft een verspreidingsgebied om u tegen te zeggen maar helaas wordt hij langsheen de Belgische kust niet gezien. In Europa leeft hij onder andere langs de kusten van Noorwegen, IJsland, Spitsbergen (dit is een eilandengroep in de Noordelijke IJszee), Groenland, maar ook langs de noordoostkust van Noord-Amerika. Daar wordt er gekozen voor hellingen die bij voorkeur bezaaid zijn met rotsen. Verder heeft de papegaaiduiker een voorkeur aan ‘zicht op open zee’, en geef hem maar eens ongelijk!

6. Wat eet de papegaaiduiker?

Vogels van de zee … die eten waarschijnlijk geen zaden! De papegaaiduiker, een uitgesproken zeevogel, eet in hoofdzaak vis. De bejaagde vissoorten zijn vooral sprot, wijting en spiering. Hun prooien doden ze onmiddellijk met een snavelhouw, draaien ze, kruisgewijs met hun snavel, en spietsen ze dan met hun vingerachtige tong vast in de dubbele rij van achterwaartse gehaakte stekels in hun gehemelte en is hun grote snavel vrij genoeg om nog andere vissen te vangen. Meestal komen ze in hun nestholte toe met meer dan vijftien glinsterende vissen van twintig tot dertig centimeter lang waarvan de koppen aan de ene kant en de staarten aan de andere kant van hun snavel naar beneden bengelen.

7. Is er een aparte jachttechniek?

 

Om van op het vasteland op visvangst te gaan klimt de papegaaiduiker op een hoge rots of klip en duikt vandaar naar beneden. Hierbij wordt een snorrend geluid gemaakt en er wordt in een gestrekte vlucht gevlogen over de golven naar de vangstplaatsen die tot honderd kilometer van de broedplaats kunnen verwijderd zijn. Om prooien te vangen duikt hij, meestal in volle vlucht en in groepen tegelijk in het zeewater, zelfs tot op een diepte van twintig meter. De vleugels worden hierbij als krachtige roeispanen gebruikt. Samen met de gevliesde poten laat dit toe dat de vogel zich behendig kan keren en draaien én … toeslaan.

8. Waar wordt er genesteld?

Er wordt in de hiervoor aangehaalde biotoop genesteld in zelf gegraven holen. Nuttig om weten is dat het gaat om een koloniebroeder, de nesten liggen dus dicht bij elkaar. Met zijn sterke snavel weet de papegaaiduiker de grond los te maken waarna hij met de al even krachtige poten de aarde naar buiten werkt. Een dergelijke pijp kan van een halve tot anderhalve meter diep zijn. De eigenlijke nestholte wordt bekleed met veren, bladeren en gras. Meestal is het territorium niet groter dan een paar vierkante meter rond de broedholte. De pop legt eenmaal per jaar, tussen eind mei tot juli, één rond dof wit ei dat soms grijs of bruin gevlekt is. Tijdens het broeden laten zij in hun nestholte vaak snorrende geluiden horen zodat de hele kolonie ervan gonst. Geven we ook nog mee dat er gepaard wordt op het water, nooit op de grond.

9. Broeden man en pop, of is dit ook hier alleen het wijfje?

Beide ouders broeden om beurt, daarbij schuiven ze het ei onder een vleugel, leunen er met hun lijf tegenaan en houden het zo warm. Na een broedtijd gelegen tussen zes en zeven weken kipt het jong, dat blind is, en met houtskoolkleurige dons bedekt is.

10. Hoe ontwikkelt de jonge vogel zich?

De eerste vijf dagen wordt het door beide ouders om beurt warm gehouden, gekoesterd en gevoed. Beide oudervogels gaan dan nog afzonderlijk de zee op jacht naar, nu vooral, kleine visjes. Vanaf de achtste dag heeft het jong al kleine pluimpjes en kan het zichzelf warm houden. Beide ouders kunnen dan, samen met andere koppels op visvangst, vele kilometers ver de zee in. Het jong wordt viermaal per dag gedurende vijfenveertig tot vijftig dagen in de broedholte overvloedig gevoed en is dan volwassen genoeg om voor zichzelf te zorgen. De ouders laten het jong dan aan zijn lot over en trekken terug de zee in om te ruien want intussen is het eind augustus, zelfs begin september geworden. Tijdens de ruiperiode kunnen ze niet vliegen. Het jong blijft nog een paar dagen hongeren in de nestholte en duikt als het duister is, of tijdens de nacht, de zee in want dan is er minder gevaar voor predatoren. Het zal er vier à vijf jaar doorbrengen en broedrijp worden en dan, na al die jaren, in de lente terugkeren naar de plaats waar het geboren is.

Literatuur:

Meerdere jaargangen van ‘Onze Vogels’.

 

One comment

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *