Eigenheden. De kruisbek toont zich in zijn totaalbeeld als een vrij robuuste vogel met een korte gevorkte staart. De rug is vanaf de nek tot en met de staart wat gebogen met een lichte nekinval. De ronde kop moet een regelmatige gebogen lijn vormen, met het oog centraal ten opzichte van de schedel. De snavelvorm is volledig gekruist waarbij de bovensnavel door de band wat langer is dan de ondersnavel.
Man:
• Schedel en voorhoofd: scharlakenrood.
• Wangen en hals: scharlakenrood met een lichte opbleking.
• Borst en buik: rood met bruine waas.
• Flanken: bruinrood.
• Rug & mantel: rood met bruine waas.
• Hand & armpennen, & dekveren: zwartbruin.
• Bovenkant staart: zwartbruin.
• Onderkant staart: vuilwit.
• Poten: donkerbruin.
• Nagels: donkerbruin tot zwart.
• Snavel: donker tot hoornkleurig.
• Oog: donker met zwarte pupil.
In avicultuur verliest ook de mannelijke Himalaya kruisbek zijn rode kleur als hij niet opgekleurd wordt.
Pop:
• Schedel en voorhoofd: olijfgroen.
• Wangen en hals: olijfgroen met een grijze waas.
• Borst en buik: geelgroen grijs bewaasd.
• Flanken: grijs met een groene waas.
• Rug & mantel: olijfgroen met grijze waas.
• Hand & armpnnen, middelste & dekveren: donkerbruin.
• Bovenkant staart: donkerbruin.
• Onderkant staart: gebroken wit.
• Poten: donkerbruin.
• Nagels: donkerbruin tot zwart.
• Snavel: donker tot hoornkleurig.
• Oog: donker met zwarte pupil.
Herkomst. Uit de benaming, althans uit het voorvoegsel, kan eenvoudig opgemaakt worden waar de vogel leeft, met name het Himalayagebied. Dit is een reusachtig berggebied in Zuid-Azië dat ruim veertig bergtoppen kent waaronder de legendarische Mount Everest die liefst 8850 meter hoog is. De natuurlijke vegetatie in de meest laag gelegen zones bestaat uit tropische en subtropische bossen waar onder meer het mahoniehout wordt teruggevonden. Hoe hoger we gaan hoe minder loofbomen er worden gezien. Op 1500 meter groeien het meest berken en lariksen. Vanaf 2000 meter en nog hoger krijgen voornamelijk naaldbomen de bovenhand, of de natuurlijke biotoop van de kruisbek.
Voedsel. Kruisbekken in het algemeen voeden zich het meest, in de wildbaan, met de zaden uit sparrenkegels. Met behulp van de ‘gekruiste’ snavel en de tong peutert de vogel de te nuttigen zaden uit de kegel. De lijster [Turdus philomelos] heeft haar ‘lijstersmidse’ maar waar de kruisbek heeft gegeten worden onder de boom de afgevallen en kapotgebeten kegels teruggevonden. Zo verraadt ook hij, net als de zanglijster, zijn aanwezigheid. Naar wordt aangenomen heeft de kruisbek een voorkeur voor de zaden van de fijnspar [Picea abies], een boom die ook vaak wordt gebruikt als kerstboom. Voor de opfok van de jonge vogels volstaat de hier beschreven voeding mits een toevoeging van eivoer voor wildzangvogels. Het blijven verstrekken van knaagtakken, van verschillende oorsprong, heeft ook tijdens de kweektijd zijn nut.
Avicultuur. De Himalaya kruisbek is zonder meer een sterke vogel indien er rekening wordt gehouden met zijn afkomst. Bij de rubriek ‘herkomst’ schreven we dat de vogel kan gezien worden op hoogten tot meer dan 2000 meter. Dit zijn bepaald niet de meest warme gebieden en zeker tijdens de nacht daalt de temperatuur er fors. Killere tijden met zelfs vriesweer deert ook de Himalaya kruisbek weinig. Hij heeft een dikke bepluiming en dat helpt. Van belang is dat deze vogel tochtvrij en vooral droog wordt gehouden. Een vochtige volièrebodem blijkt ook hier vaak funest te zijn. Laten we niet vergeten dat er in het Himalayagebied een veel ijlere, veel minder vochtige luchtstroom is dan hier.
Verzorging. Al eerder werd hier opgemerkt dat er in de handel meer dan uitstekende voedingen bestaan voor de meest diverse Europese vogels. Zo ook is er op de markt een mengeling voor de kruisbek die als een goede basis kan gebruikt worden. Onder meer zijn hierin aleppozaden verwerkt die door de kruisbek zeer op prijs worden gesteld. Die aleppozaden zijn eigenlijk niets anders dan de zaden van de Pinus halepensis, een den uit de familie van de Pinaceae. Dit voedsel kan en moet aangevuld worden met onder andere bessen (lijster en vuurdoorn) maar ook met bvb. de pitten van de pompoen die door de kruisbek heel graag gelust worden. Ook aan een gewone appel wordt graag geknaagd.
Ter info. Het in overvloed geven van sparrenkegels, in alle rijpingsstadia, stimuleert de broeddrift bij dit soort vogels sterk. En u zult zien de kegels worden altijd weer op een stok volledig kapot gebeten en tot het
laatste zaadje genuttigd. Zelfs insectenlarven die zich in de kegels bevinden worden gegeten.
Huisvesting. De Himalaya kruisbek voelt zich thuis in een kleine kweekvolière. En hoewel de vogel duidelijk minder aan het volièrehout knaagt dan zijn grotere soortgenoten is het aangewezen hier toch aandacht voor te hebben. Veel takken, bvb. van de grove den [Pinus sylvestris] zorgen voor de nodige afleiding waardoor het volièrehout gespaard wordt. En hier zal de liefhebber nog een andere handigheid van de Himalaya kruisbek
herkennen. Hij klautert als een volleerd acrobaat, ook met de hulp van de gekruiste snavel, door die takken heen.
Kweek. In meerdere teksten wordt geschreven, en terecht, dat kruisbekken in het algemeen het volledige jaar door kunnen gekweekt worden. Vroeger werd op onder meer kerstkaarten wel eens een broedende
pop afgebeeld in de sneeuw. Dit laatste is misschien wat overdreven maar toch bewijst het dat, en dit in tegenstelling tot andere vinkachtigen, de lichttijd hier van ondergeschikt belang is. Wat de kruisbek nodig heeft om te kweken is het gevoel dat er voldoende voedsel is om de broed tot een goed eind te kunnen brengen. De pop bouwt door de band een stevig nest met dikke wanden. Hiervan benuttigt ze graag wortelvezels maar ook kokosvezels en grasstengels. En zoals dat bij vinkachtigen hoort wordt de binnenkant
knus afgewerkt met mossen en dierlijke haren. Als de kruisbekken in broedconditie komen is dit vooreerst aan de vogels te horen. De man zingt nu niet onaardig en ook de pop kwettert er op los. Maar ook voederen de vogels elkaar, de gekruiste snavel houdt hen hier niet van tegen. De pop legt drie tot vier eieren die door haar alleen worden bebroed. De broedtijd begint na de leg van het tweede ei. Ze verlaat slechts het nest om zich te ontlasten. De man voedt haar gedurende de broedtijd op het nest. En ook wanneer er kleine jongen
zijn wordt het nest amper door haar verlaten. Ook dit is wellicht toe te schrijven aan de herkomst van de vogels. Bij koude temperaturen kunnen de amper met dons bepluimde vogeltjes niet zonder de lichaamswarmte van de pop. De jonge Himalaya kruisbek groeit heel snel. Amper twaalf dagen oud is het
compleet bevederd maar het nest wordt pas rond de zestiende of zeventiende levensdag verlaten. Bij de nestverlating toont de jonge kruisbek een lichtbruine kleur en bezit over de gehele bevedering een lengtetekening. En nog, de jonge kruisbek wordt geboren met een rechte snavel. Pas na de eerste drie levensweken gaat de snavel zich kruisen. En of de ondersnavel of de bovensnavel nu naar rechtsonder of naar linksboven (of vice versa) wijst berust op toeval.