De diamantvink [Emblema guttata] is een mooie, en vooral, populaire volièrevogel. De ontstane kleurenmutaties zijn hier niet vreemd aan, hoewel de wildkleurige vogel ook als zeer apart qua kleurencombinatie en tekeningen kan genoemd worden. Die wildkleurige vogel voelt zich thuis in het zuiden van Zuid-Australië waar hij een voorkeur heeft voor eucalyptuswouden, houtbosjes en open landschappen met verspreidstaande bomen. Ook in cultuurlandschappen is het daar geen vreemde vogel.
Kooi en volière. Als kooi- en volièrevogel is de diamantvink vrij onopvallend, in die zin dat het gaat om een vrij rustige soort. Ook voor wat de verzorging aangaat is het een vrij klassieke vogel die het met zaad en water alleen heel lang kan volhouden. Maar als altijd moet de verzorging van onze vogels optimaal zijn. Toegiften van trosgierst, groenvoer, graszaden in alle rijpingsstadia, eivoer, grit enz. worden door de diamantvink met smaak opgenomen. Zelfs levend voer (pinkie en buffaloworm) worden gegeten. Toch moeten we oppassen, de uitspraak dat de diamantvink kwalijk aanvet is terecht. Een te vette vogel toont dit vooral op borst en onderlichaam. Voor hij die deelneemt aan tentoonstellingen vormt dit een werkpunt. Australische prachtvinken zijn niet echt zwak maar zonder uitzondering moeten ze in herfst en winter over een vorstvrije ruimte kunnen beschikken. Ook kilte wordt niet goed verdragen.
Eigenheden. De diamantvink is door elke liefhebber van prachtvinken gekend waardoor een veelomvattende beschrijving niet hoeft. Dit betekent niet dat we toch graag enkele karakteristieken van de wildkleurige vogel in de verf zetten. Zo:
- De kleuren grijs, zwart en rood zijn dominant,
- Knalrode snavel,
- Witte keel en borst,
- Grijze kop, nek en vleugels,
- Knalrode bovenstaartdekveren,
- Knalrode stuit,
- Zwarte staartveren,
- Zwarte borstband, ruim één centimeter breed,
- Witte buik en onderbuik, zwarte flankkleur met in verhouding grote witte punten,
- Tussen snavel en oog, zwarte teugel,
- Donkere ogen met een felrode oogring,
- Donkere poten en nagels,
- Grootte: ± 12 centimeter,
- Kort, geblokt type,
- Hoekige staart,
- Man en pop zijn gelijk gekleurd en getekend. Bij de pop kan de kleur van snavel en oogring wat lichter zijn dan bij de man en gebeurt het ook dat hij over een wat bredere borst beschikt dan de pop. De man is echter te herkennen aan zijn zachte zang.
- Tussen man en pop is er tweeledige contactroep.
Kweek. De beste kweekresultaten worden behaald als een koppel apart wordt gehuisvest. De liefhebber die meerdere paren in een volière houdt zal zien dat er tijdens de kweek onderlinge schermutselingen zullen zijn die niet bevorderlijk zijn voor de kweek. Doorgaans wordt er bijzonder graag een halfopen nestkast aanvaard. De diamantvink houdt van lang nestmateriaal voor de buitenkant. Kokosvezel is hiervoor een ideale materie. Voor de binnenkant wordt gekozen voor zachter materiaal. Hier blijkt er een lichte voorkeur te zijn voor sisal en/of mossen maar ook veertjes worden in het nest verwerkt. In de Australische bush wordt een flesvormig nest gebouwd maar in een nestkast blijkt die nestvorm moeilijk te evenaren. Maar wat er ook van is, in beide nesten zal de pop gedurende vijf of zes opeenvolgende dagen ook vijf of zes witgekleurde eieren leggen. Interessant om volgen is de mooie balts die door de man wordt uitgevoerd. Hij neemt hiervoor een lange strohalm of kokosvezel in de snavel waarbij hij al zingend voor de pop buigt. Hij neemt hierbij een houding aan waarbij de geciteerde flanktekening ten volle overkomt. Terloops, bij een echt goed getekende vogel bestaat die tekening uit drie evenwijdige rijen. Gaat de pop op zijn avance in dan neemt ze op de stok een horizontale houding aan waarna de paring kan gebeuren. De broedtijd is dertien, hooguit veertien dagen. Man en pop broeden. De jonge diamantvink (wildvorm) wordt geboren met een vleeskleurige huid en een weinig dons. Prachtvinken bezitten een eigen, specifieke, van soort tot soort verschillende verhemeltetekening die echter niet eenvoudig te beschrijven is. Bij de diamantvink merken we bovenaan twee donkere strepen met daaronder twee van elkaar wegkijkende haakjes met er tussenin een donkere punt. De snavelpapillen kleuren op hun beurt blauwwit. Zoals de liefhebber van prachtvinken weet laten die soortspecifieke kenmerken de ouders toe om zonder problemen hun jongen in het donkere nest terug te vinden. Dit is meteen ook de reden waarom ze na het uitvliegen verdwijnen, ze zijn nu nutteloos geworden. De jonge diamantvink blijft drie weken in het nest. Bij het uitvliegen toont het nog lang niet de prachtige kleuren en tekening van een volwassen exemplaar. De juveniele vogel bezit een grauwe kleur, toont een heel lichte tekening in de flanken, de latere witte veervelden zijn nu nog grauwwit. Bij de nestverlating bezit de snavel, net als bij de zebravink [Taeniopygia guttata] en nogal wat andere prachtvinken een zwarte kleur. Wat wel aanwezig is, is de rode stuitkleur. Na het uitvliegen verzorgen beide ouders de jongen nog gedurende goed twee weken. De jeugdrui kent geen moeilijkheden. Na het beëindigen van de vierde levensmaand is kleur en tekening van de jonge vogels gelijk aan die van de ouders. Bedenk wel dat het tot negen maand en meer kan duren voor de diamantvink écht uitgegroeid is.
Hallo, ik probeer ook diamantvinken op een natuurlijke wijze te kweken en dat in een buitenvoliere/
Halverwege maart april geef ik hun nestkastjes en beginnen ze al vlug nest te maken .
Ik ervaar dat er weinig bevruchte eitjes zijn in het voorjaar maar dat betert wanneer het wat warmer wordt .
Vraagje ; worden man en pop best gescheiden in de winter ? of laat je ze samen en geef je hen een nestkast om in te slapen ? worden er dan niet te vroeg eitjes gelegd ?
dank
jef