De zwartkop [Sylvia atricapilla] vliegt in vergelijk met sommige andere vogels niet echt ver weg om te overwinteren. Ringwerk heeft geleerd dat sommige exemplaren halt houden rond het Middellands Zeegebied maar dat anderen toch de geborgenheid van tropische Afrika verkiezen. Eind maart, begin april kunnen we de eerste mannelijke zwartkoppen opnieuw in Vlaanderen verwachten. De man heeft een zeer aparte en bijzondere zang die hij het liefst, licht verborgen, vanuit het lover te berde brengt. En die zang begint zachtjes maar eindigt steeds met een luide slag. Het popje komt een tot twee weken later uit het overwinteringsgebied terug.
Dimorfisme. Man en pop zijn zeer eenvoudig uit elkaar te halen. Hij heeft een zwarte kopkleur, zij een bruine. Eenvoudiger kan het niet en toch moeten we erbij schrijven dat hij een prachtige donkergrijze bevedering toont waar zij het op een eenvoudige lichtbruine kleur houdt. Beide seksen hebben gemeen dat ze een witachtige keel bezitten. De grootte ligt om en bij 14 centimeter.
Biotoop. De zwartkop komt in vrijwel geheel Europa voor. Uitzondering hierop wordt gemaakt voor Noord- Scandinavië en de meest noordelijk gelegen delen van Groot-Brittannië. Het gaat om een veel voorkomende soort die in meerdere biotopen kan gezien worden. Zo houdt dit vogeltje van dichte wouden maar komt verder onder andere voor in parken, tuinen, open landschappen met verspreid staande bomen, bosranden enz. De biotoop bestaat in hoofdzaak uit insecten en hun larven maar ook uit spinnen en vergelijkbare beestjes als mot en krekel, aardworm, pissebedden enz. De jongen worden uitsluitend met dierlijke eiwitten grootgebracht maar in de nazomer en herfst houdt de zwartkop ook van bessen waarbij er een aparte voorkeur is voor de vlierbes.
Nest. De kweektijd begint midden april en kan tot eind juli lopen. Dit is exact de tijd die nodig is om twee nesten met jonge vogeltjes groot te krijgen. Een deel van de hofmakerij bestaat erin dat de man meerdere ruwe nesten aanmaakt waarvan de pop er een uitkiest dat later door beide vogels wordt afgewerkt. Door de band wordt het nest vrij dicht tegen de grond gebouwd. De onderbegroeiing van bossen bestaande uit onder andere bramen zijn hiervoor uitstekend geschikt. Als nestmateriaal worden allerhande plantenstengels gebruikt maar uiteraard ook zachter materiaal als mos en dierenhaar. Een nest heeft een doorsnede van circa tien centimeter maar de nestkom zelf is hooguit vijf centimeter breed. Het nest bezit verder een vrij losse constructie.
Eieren & jongen. De pop legt van vier tot zes eieren met een zeer variabele kleur. Ze kunnen van bruinwit tot groenachtig wit gekleurd zijn en zelfs donkergekleurde eieren worden beschreven. Maar hoe de kleur ook is, altijd zijn ze gesierd met grijze en donkerbruine stippen en vlekken. De broedtijd start na de leg van het voorlaatste of het laatste ei en geschiedt door man en pop maar waarbij moet gezegd dat het wijfje toch het leeuwenaandeel voor zich neemt. Na een broedtijd van dertien of veertien dagen worden de jongen geboren. Bij de geboorte bezitten de juveniele zwartkopjes een vleeskleurige huid met een vrij lichte dons. De keelholte is rood maar op de tong bevinden er zich twee zwarte stippen. Beide ouders voeden de jongen uit de snavel en het bedelgeluid van die jongen verraadt vaak waar het nest zich precies bevindt. Voor predatoren als ekster, gaai en kraai is dit geluid een welgekomen hint. De jonge vogels verlaten het nest wanneer ze circa vijftien dagen oud zijn. Ze worden door de beide ouders nog gedurende twee weken nagevoed. Hierna worden ze geacht mans genoeg te zijn om op eigen krachten verder te kunnen. Bij de nestverlating lijken de jongen op de pop. Ze bezitten dan een vaalbruine bevedering en een lichtbruin gekleurd kapje op de kop.
Mooi omschreven Danny,zelf al kweekgenot gehad..