Het is best mogelijk dat de heggenmus [Prunella modularis] begin april, al volop bezig is met het bouwen van het nest. Het is immers één van onze Europese vogels die het vroegst aan de voortplanting begint. En ook al speciaal zijn de prachtige, tekeningloze groenblauwe eieren die meestal vijf stuks per nest bedragen.
Tuinvogel. De heggenmus voorstellen hoeft waarschijnlijk niet. Het is een vaak voorkomende tuinvogel die, hoewel prachtig getekend en netjes gekleurd, nooit opvalt of het moet zijn door zijn prachtige zang die vooral in het voorjaar en tijdens de kweektijd kan gehoord worden. In vroegere lectuur werd die zang wel eens vergeleken met die van de nachtegaal, waarna de heggenmus in sommige streken nog altijd als bastaardnachtegaal wordt aangesproken. Het vogeltje zoekt zijn voedsel vooral dicht of op de grond. Vooral onder struiken en sparren, of plaatsen waar allerhande struikgewas groeit loopt het graag rond en eigen aan het diertje is dat het daarbij altijd weer de vleugels optrekt. De heggenmus wordt beschouwd als een insecteneter maar in mindere tijden voedt hij zich ook met zaden.
Dimorfisme. Tussen man en pop is er omzeggens weinig verschil. Beide geslachten zijn ongeveer veertien tot vijftien centimeter groot, hebben een zeer fijn donker gekleurd snaveltje en de donkere kleur en tekeningen zijn zowat gelijk. Specialisten menen te weten dat er in het blauwgrijs wel nuances zijn waarbij wordt beweerd, en u raadt het al, dat de man dieper zou gekleurd zijn dan de pop. Rekening houdend met de variatiebreedte binnen de soort zouden wij daar toch maar voorzichtig mee zijn. Voor ons biedt de zang van de man pas echt zekerheid. En die zang is echt het aanhoren waard. Hij is luid, bezit een metaalachtige klank en wordt haast altijd, van op een zangpost, veelvuldig herhaald. Verwarring met de gelijkende zang van de winterkoning [Troglodytes troglodytes] blijft echter mogelijk.
Voortplanting. Zoals gesteld in de inleiding behoort de heggenmus tot onze vroegste kweekvogels. In 2021, met zijn prachtige lente weet u nog, vond ik een eerste nest op vijf april in een spar. Het was gebouwd op ongeveer één meter hoogte, komvormig en opgetrokken uit hooi en grassen, kleine worteltakjes maar binnenin schitterend afgewerkt met dierlijke haren, weinige veertjes maar wel met een groot aantal mossen. Het nest is een kunstwerk op zich, door geen mensenhand na te maken, en het ligt altijd heel verborgen tussen het groen. Er waren toen al drie eieren waaruit makkelijk kan afgeleid worden dat het eerste ei op drie april werd gelegd. Beide vogels bouwen aan het nest dat voor een dergelijk kleine vogel toch groot kan genoemd worden. De binnendiameter wordt op acht cm gehouden. De man van de heggenmus trekt zich niets aan van het broedende wijfje. Zijn voornaamste bezigheid is zingen en jacht maken op andere poppen, want zoals u wellicht weet, houdt deze soort er een promiscue seksleven op na. Vandaar ook dat de broedende pop per dag een paar keer het nest moet verlaten om zich te ontlasten en zelf voor haar proviand in te staan. Dat is ook de pop van de koekoek [Cuculus canorus], een zeer attente, alerte, mooi gekleurde en fijn getekende vogel niet ontgaan en zo gebeurt het dat een koekoeksei in het nest van de heggenmus belandt. De broedtijd bedraagt dertien dagen. De jonge vogel is bij de geboorte vleeskleurig maar bezit een vrij lange, donkere donsbevedering op de kop en op de rug. En verder is het eigen aan dit jonge vogeltje dat hij witachtige tot roze snavelranden bezit en dat de tong, heel specifiek, twee zwarte puntjes draagt. De keelholte is knalrood. Hoe afzijdig de man ook is tijdens de broedtijd, hoe alert en zorgzaam hij zich gedraagt wanneer er jongen zijn. Hij helpt de pop bij het opvoeden van de kroost en gaat van vroeg in de ochtend tot laat in de avond op jacht naar kleine insecten, hun larven, spinnen en ander eetbaars. Het is een bedreven en gedegen jager die vooral op de grond allerhande prooitjes weet te vinden. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de jonge heggenmusjes zeer snel groeien temeer, en dat staat vast, de ouders ook nog de hulp krijgen van andere heggenmussen om de juvenielen naar goed doorvoede zelfstandige vogeltjes te brengen. Nauwelijks twee weken oud zijn ze reeds volledig bevederd en verlaten ze het nest. Vaak genoeg bevindt er zich vooral op de kop nog altijd een weinig dons. Nog eens twee weken later zijn die valer gekleurde, maar heel gespikkelde jongen zelfstandig genoeg om op eigen benen verder te gaan. Er zijn twee tot drie nesten per jaar.
En nog …
- Kraaien, eksters, gaaien en huis- en verwilderde katten zijn zowat de grootste predatoren voor de jonge heggenmus. De kraaiachtigen hebben het op én de eieren én de jongen begrepen. Katten houden het op de jongen alleen. Aangenomen wordt dat ruim de helft van de juveniele vogels de eerste zomer niet overleeft wat meteen verklaart waarom er toch wel een vrij groot aantal jongen moet worden grootgebracht om de populatie op peil te houden.
- Andere, minder gebruikte maar wel gekende namen voor deze vogel zijn onder meer bastaardnachtegaal, boerennachtegaal, doornkruiper, (blauwe) haagmus en winterzanger.
- Hoewel het woord ‘mus’ in de Nederlandstalige naam wordt gebruikt heet deze vogel absoluut geen verwantschap met de ‘echte’ mussen uit het geslacht ‘Passer’.
- In ons land wordt het vogeltje als een standvogeltje en een zwerver beschouwd.
- In Europa wordt onder meer ook nog de Alpenheggenmus [Prunella collaris] Die vogel heeft dezelfde bouw als de heggenmus maar is veel robuuster, groter en kleurrijker. Die vogel leeft in Midden- en Zuid-Europa en zelfs tot in Azië.
- De wetenschappelijke naam ‘Prunella’ wordt ook gebruikt voor de naamgeving van een plantengeslacht uit de lipbloemenfamilie.
- Tevens is ‘Prunella’ in de Latijnse landen een meisjesnaam. Wie zich nog het hilarische ‘Fawlty Towers’ weet te herinneren kent ongetwijfeld nog ‘Sybil Fawlty’. Haar echte naam was Prunella Illinworth.