De velduil [Asio flammeus] is een pracht van een vogel die dagactief is. Dit wil zeggen dat hij vooral overdag op prooien jaagt en dit in tegenstelling met meerdere andere Europese uilensoorten die bij valavond of gewoon tijdens de nacht op voedseltocht trekken.
Voorstelling. Het gaat om een toch wel vrij grote vogel en zeker wanneer er gevlogen wordt is zijn verschijning indrukwekkend want zijn spanwijdte kan tot honderd centimeter breed zijn. Weet ook dat de pop met haar grootte van tweeënveertig centimeter ook ruim groter is dan de man. Hij moet zich tevreden houden met vierendertig centimeter. In België gaat het niet al te best met hem, de keren dat de vogel nog opgemerkt wordt is niet groot. Begrijpelijk dat hij op de rode lijst is geplaatst. Beide foto’s geven al een mooi beeld van hoe deze vogel eruitziet, vooral de foto van de kopstudie mag gezien worden. Hier zien we de grote, geelgekleurde ogen met de contrasterende zwarte iris als meest opvallend feit. Wat echter niet te zien is blijft het gegeven dat ook deze uil kleine oorveertjes heeft en die bevinden zich niet aan de oorstreek maar wel bovenop de kop. Letten we verder op de bruingrijze bevedering die een gevlekte indruk na laat en we vertellen er graag bij dat wie meerdere velduilen bij elkaar ziet ook vaak individuele verschillen tussen de vogels makkelijk opmerkt. De vleugels zijn lang, wanneer de velduil stil zit reiken ze tot halverwege de korte, hoekige staart. De bepluimde poten zijn van het zygodactyle type (twee tenen naar voor, twee tenen naar achter). De tenen zijn voorzien van vlijmscherpe nagels om prooien te slaan.
Biotoop. Zoals de naam al laat vermoeden houdt de velduil van open ruimten die hij onder meer in velden ruimschoots vindt. Maar ook kan de vogel gezien worden in duinen en weilanden, in het poldergebied maar ook voor moerassige gebieden wordt de neus niet opgetrokken. Die biotoop wordt zowel in Europa, Azië en in Noord-Amerika benut, het verspreidingsgebied is dus ruim te noemen, er zijn tien beschreven ondersoorten. Als aangegeven gaat het in ons land om een vrij zeldzame vogel en naar verluidt is de velduil hier nooit echt sterk aanwezig geweest.
Geluid. Het is geenszins een lawaaimaker. Het geroep van de man wordt nog het meest gehoord bij de verdediging van het territorium waarbij een langgerekte ‘voo-hoo-hoo’ wordt geuit. De pop antwoordt hierop door een op een blaffend gelijkend geluid ‘kee-ow’ te uiten.
Voedsel. Er wordt in hoofdzaak gejaagd op muizen (met een grote voorkeur voor de woelmuis) en andere (kleinere) knaagdieren maar als de kans zich voordoet wordt er ook een zangvogeltje geslagen. Het jagen geschiedt door laag over de grond te vliegen, dit gebeurt als steeds geruisloos waarbij komt dat het gaat om een zeer wendbare soort. Als steeds bij dit soort vogels worden prooien in hun geheel ingeslikt waarna de onverteerbare delen (huid, haren, beentjes, tanden, nagels …) via een braakbal letterlijk worden uitgebraakt. Een dergelijke braakbal bevat al die niet te verteren onderdelen. Een analyse, gerangschikt op het specifiek beendergestel, op de tanden of op de schedelvorm enz. duidt precies aan welke kleine zoogdieren en/of vogels als buit dienen. De meeste uilensoorten braken afhankelijk van het seizoen één tot twee braakballen uit per vierentwintig uur. Een braakbal toont ook aan wat uilen eten gedurende de diverse seizoenen maar zeggen ook veel over de diverse verspreidingsgebieden van de soorten. Bovendien tonen ze ook aan welke kleine zoogdieren en/of vogels er in bepaalde regio’s kunnen geslagen worden en zeggen ook veel over de voorkeur van de uilen zelf. Braakballen kunnen zelfs duidelijk stellen welke prooien zich al dan niet in een bepaald seizoen in een bepaald gebied bevinden, we denken hierbij aan kleine trekvogels. Vergelijkingen van de inhoud gedurende meerdere jaren kunnen zelfs aantonen of een kleine vogelsoort al dan niet minder of meer voorkomt op een bepaalde plaats.
Kweek. Er wordt een ruim bemeten broedterritorium verdedigd, dit gebeurt onder andere met geroep en verdedigingsvluchten. De velduil wordt broedrijp gedurende het eerste levensjaar. Een weetje is dat het de enige uilensoort in ons land is die zelf een nest bouwt al moeten we er ons niet te veel bij voorstellen, het wordt gewoon op de grond gemaakt in een kuil en afgelijnd met grassen en veren, dat is het. De pop legt hierin van vier tot zeven witgekleurde eieren. Tussen elk gelegd ei zit een tussentijd van twee dagen. Die eieren worden alleen door de pop bebroed die, omdat ze het nest amper verlaat, door de man van proviand wordt voorzien. De broedtijd duurt tussen zesentwintig en negenentwintig dagen. Omdat de pop niet wacht om aan de broedtijd te beginnen tot alle eieren gelegd zijn (ze begint te broeden na de leg van het eerste ei) is het ook logisch dat er zich in de nesten kuikens bevinden in verschillend voorkomen en grootte. Tussen de geboorte van het eerste en het vijfde jong kan er dus een verschil zijn van liefst tien dagen. De juveniele vogels worden geboren met een witgrijze dons, een zwarte snavel en een geel gekleurde naakte huid boven de snavel. De nesttijd van de kuikens is vrij kort, ze blijven slechts tussen twaalf en achttien dagen in het nest. Het spreekt voor zich dat ze in die korte tijd nog niet volledig bepluimd kunnen zijn, laat staan dat ze kunnen vliegen. Ze houden zich echter dichtbij het nest op in de onderbegroeiing waar de ouders ze onder andere door een lichte roep makkelijk terugvinden om ze van voedsel te voorzien. Door de band is er één kweekronde per seizoen, bij gunstige omstandigheden (veel voedsel) kunnen er twee broedronden zijn.