Danny Roels.
De Australische kraai [Corvus orru] lijkt wel de tweelingbroer van de Europese zwarte kraai [Corvus corone] te zijn. Ook hier gaat het om een volledig zwart gekleurde vogel maar met een licht gekleurd oog. De Europese zwarte kraai bezit een donkergekleurd oog. Verder is de Australische kraai met zijn grootte van plusminus vijftig centimeter sterk vergelijkbaar met de Europese kraai. Het is dus geen wonder dat beide vogels in het geslacht Corvus zijn ondergebracht.
Eentonig. Hoewel weinig kleurrijk is de Australische kraai een best mooie vogel. De alom aanwezige Australische zon tovert met kleuren en maakt van deze, op het eerste zicht zwart gekleurde vogel, een paarsblauwe verschijning met meerdere kleurennuances. Zeer opvallend in dit alles is het grote, haast wit gekleurde oog met een kleine blauwgekleurde oogring. Verder letten we op de platte kop met in het verlengde een lange, zware zwartgekleurde snavel die vanaf de basis voor de helft met veertjes is voorzien. De snavel is een weinig langer dan de kop! De ook al donkergekleurde poten zijn zeer robuust. De staart is hoekig en de vrij lange opgebouwde vleugels lijken tot aan het uiteinde van de staart te reiken. Beide geslachten zijn gelijk gekleurd.
Ondersoorten. Volgens ‘Handbook of the Birds of the World’ zijn er drie ondersoorten. Die zijn Corvus o. orru, de nominaatvorm, komt vooral voor op de Molukken en in Papua Nieuw-Guinea. De ondersoort Corvus o. cecilae wordt beschouwd als de Australische versie en ten slotte is er ook nog de Corvus o. salvadori die zich heeft genesteld op de eilanden Tanimbar (is een eilandengroep dat behoort tot Indonesië). Alle hierbij afgedrukte foto’s werden in West-Australië gemaakt zodat we er zeker van zijn dat het om de ondersoort Corvus o. cecilae gaat.
Meerdere. De Australische kraai leeft vooral in Noord- en West-Australië. Het is een vogel van meerdere biotopen en kan er onder meer gezien worden langs kusten maar net zo goed in regenwouden, langsheen open landschappen, mooie eucalyptus- en andere bossen of gewoon langs de kant van de weg. Ook op cultuurgronden en langsheen boerderijen wordt hij opgemerkt.
Agressief. Eigen aan kraaiachtigen is dat ze geen scrupules kennen en zich ook vaak agressief opstellen tegenover andere vogelsoorten maar ook weleens onderling. Die definitie geldt ook voor de Australische soort. De vogel heeft een zeer dominant karakter die iedere andere vogel, zeker wanneer het op voedsel aankomt, verjaagd. Het spreekt voor zich dat dit door middel van de natuurlijke grootte, en de zware snavel tegenover kleinere vogels een makkie is. Niettemin hebben we zelf gezien dat ze tegenover soortgrootte vogels toch het onderspit moeten delven. Voor bvb. de Australische fluitkraai [Gymnorhina tibicen] zetten ze zonder meer een stap opzij. Ook grotere roofvogels worden gevreesd. Buiten de kweektijd kunnen er kleine groepen van rondtrekkende Australische kraaien gezien worden maar ook zijn er vaak solitaire vogels op te merken. Een groot verschil tussen de Europese zwarte kraai en de Australische kraai is wel dat de Australische vogel zeer makkelijk te benaderen valt. We hebben foto’s kunnen nemen op een afstand van nog geen tien meter. Dit komt bij de Europese soort zelden voor. Het geluid van de vogel is een wat melancholieke maar vrij eentonige, krassende roep die best vergelijkbaar is met die van de Europese soort.
Alleseter. De Australische kraai is een alleseter. Tijdens onze reizen doorheen Australië hebben we de vogel gezien in zowel West-Australië, de Kimberley en de Northern Territory. Kraaiachtigen worden tot de meest intelligente wezens onder de zangvogels gerekend en dat is ook van toepassing op de Australische kraai. Het is een opportunist zonder weerga die in elke omstandigheid zijn voordeel weet te doen. We hebben de vogel langsheen de kust van Monkey Mia rottende vis zien eten, aan de kant van de weg doet hij zich te goed aan de kadavers van de doodgereden kangoeroes, maar net zo goed komt hij bij de picknickende toerist om overschotjes schooien. Kleine opgroeiende plantjes worden uit de grond getrokken en op velden met cultuurgewassen is hij alom aanwezig. Verder eet hij fruit maar rooft hij ook nesten met eieren en jongen van kleinere vogels. En ook jaagt hij op insecten.
Kweektijden. Bijzonder aan de Australische kraai is dat er twee kweekperiodes zijn. Het meest wordt er gekweekt in de periode augustus tot januari maar ook is er een broedperiode tussen september en oktober. Het uit takken opgetrokken nest, afgelijnd met grassen, wordt meestal hoog in een eucalyptusboom geplaatst maar zelf hebben we in de Kimberley een nest gezien gewoon hoog op een houten telefoonpaal. Het broedterritorium wordt met hand en tand verdedigd tegenover iedere andere vogel maar ook tegenover soortgenoten. De pop legt van twee tot vier eieren die ze alleen moet uitbroeden. De broedtijd bedraagt drie weken. Wanneer de jongen geboren zijn is de man een actieve vader die samen met de pop op zoek gaat naar voedsel. De nesttijd van de jongen is veertig dagen. Er is slechts één kweekronde per jaar. De jonge Australische kraai is een flets bruinzwart gekleurde vogel die na het zelfstandig zijn nog een hele poos samen met de ouders optrekt. Bij de nestverlating toont het oog bruin in plaats van wit. Als voornaamste predatoren worden hier goannas en slangen genoemd die het zowel op de eieren als op de jongen begrepen hebben.
Mogelijk. Voor kraaiachtigen is er amper belangstelling in avicultuur. Of de Australische kraai ooit is ingevoerd geweest (voor het Australische uitvoerverbod) hebben we niet kunnen achterhalen. Gezien de vogel ook leeft op de Molukken en in Papua Nieuw-Guinea is het best mogelijk dat ervan daaruit wel importen zijn geweest.