Blauwkopblauwfazant

5.1.2

Waarschijnlijk hoeft het niet geschreven maar toch. In Afrika leven drie verschillende soorten blauwfazanten (gewone- Angola- en blauwkopblauwfazant) die samen het geslacht Uraeginthus vormen. Vroeger hoorden daar ook granaatastrilde en purpergranaatastrilde bij, maar die twee zijn nu ondergebracht in het geslacht Granaticus. Vooral in de tachtiger en negentiger jaren waren dit zeer populaire vogelsoorten die bijna altijd in de vogelhandel terug te vinden waren. De blauwkopblauwfazant [Uraeginthus cyanocephalus], en dat kan nu vreemd lijken, was in die jaren wellicht de minst ingevoerde van de vijf. Op vandaag is het de meest gehouden én gekweekte soort binnen het geslacht Uraeginthus.

Afrika. De blauwkopblauwfazant is een Oost-Afrikaanse soort die er teruggevonden wordt in landen als Somalië, Kenia en Tanzania. Zoals dat hoort voor de meeste astrilden wordt de biotoop gekenmerkt door vooral savannen die met acacia’s begroeid zijn hoewel de vogel ook in cultuurlandschappen wordt opgemerkt. Buiten de kweekperiode houdt de blauwkop zich vooral in kleinere groepen op al dan niet in het gezelschap van andere prachtvinken. De groepjes bestaan zelden uit meer dan twintig vogels. De natuurlijke voeding is niet anders dan die van vergelijkbare soorten, dus komen in hoofdzaak kleine graszaden (in alle rijpingsfasen) hiervoor in aanmerking maar er worden ook kleine insecten gegeten die vooral tijdens de kweektijd belangrijk zijn.

Beschrijving. Graag verwijzen we hiervoor naar de foto’s. Het verschil tussen de geslachten is vrij duidelijk. De pop bezit een fletsere blauwe kleur die, en dit vooral rond de kop, minder omvangrijk is. We wijzen er ook op dat alle blauwkoppen, ook de poppen, een volledig rode snavelkleur bezitten die vanaf de basis tot de punt steeds donkerder wordt. Let ook op de lange staart die mee de elegantie van de vogel benadrukt. De grootte is ± 14 cm en dat maakt de blauwkop net iets groter dan de gewone [Uraeginthus bengalus] en de Angola blauwfazant [Uraeginthus angolensis].

Voortplanting. Bij het begin van de kweektijd wordt er door de man gebaltst met een halm in de snavel waarbij knikkende bewegingen worden gemaakt en de staart naar links of rechts wordt gedragen. Het natuurlijke nest wordt gebouwd in een dichte struik en het wordt uitsluitend gemaakt met plantaardig materiaal. Zelfs voor de binnenbekleding wordt zelden iets anders gebruikt. De pop legt van 4 tot 6 witte eieren die door beide geslachten worden bebroed maar het leeuwenaandeel van het broed wordt door de pop verricht. Na een broedtijd van 12 tot 13 dagen kippen de eieren. De jonge vogels ontwikkelen zich vrij snel, de eerste dagen worden ze uitsluitend met kleine insecten gevoed waarbij onder meer termieten worden geaasd. Later worden ook zaden gevoederd. De jonge blauwkop blijft circa achttien dagen in het nest. In de vrijbaan zijn er gewoonlijk twee broedronden.

Avicultuur. Blauwkopblauwfazanten die in avicultuur zijn gekweekt zijn sterker dan de destijds geïmporteerde vogels. Komt erbij dat het om een soort gaat die zeer vertrouwelijk omgaat met de verzorger. Nooit vliegt dit vogeltje angstig of verschrikt op wat een deel van zijn populariteit verklaart. Ook is het een ideale soort om in een gemeenschapsvolière te worden gehuisvest. Agressie gaat van de blauwkop niet uit. Gehouden in kooi en volière vraagt de blauwkop een verzorging die ook geldt voor vergelijkbare soorten. De basisvoeding bestaat uit een tropenmix die samen met allerhande wilde zaden, in al zijn voedingsstadia, kan gegeven worden. Trosgierst is een andere bijkomende voeding, die ook in gekiemde toestand door meerdere astrildensoorten graag wordt genuttigd. Hetzelfde kan worden gezegd van gekiemde zaden. Ook eivoer wordt gaarne opgenomen. Dit laatste, en zeker buiten de kweektijd, steeds gerantsoeneerd aanbieden. Het voordeel aan eivoer is niet alleen dat het voedzaam is maar ook dat er dierlijke eiwitten (buffalo, pinkie) kunnen onder gemengd worden. Die laatste zijn van levensbelang bij de kweek. In mijn buitenvolière, waar ik destijds meerdere yuhina’s hield, nipten de blauwkoppen maar ook andere astrilden geregeld van de nectar die voor de yuhina’s bestemd was. En wat u ook eens moet doen is ze een takje met groene bladluizen aanbieden (vaak te vinden op rozen en netels). Geen luisje ontsnapt aan het alerte oog van dit vogeltje. Mineralen (kalk, maagkiezel) moeten altijd ter beschikking staan. De blauwkop is een verwoede bader, bad- en drinkwater altijd weer in een zuivere toestand aanbieden. En natuurlijk, eigen aan alle astrilden, de vogel is niet winterhard en kan niet tegen vocht of tocht. En hij/zij die de soorten uit het geslacht Uraeginthus houdt weet dat al die vogels intens van een zonnebad kunnen genieten.

Kweek. Thans wordt de blauwkopblauwfazant steeds vlotter gekweekt ook al omdat de kennis en de voeding al maar beter wordt. Natuurbroed kan beslist maar de waarheid gebiedt te schrijven dat, in het algemeen, nog veel prachtvinken en dus ook de blauwkop, door vooral de Japanse meeuw [Lonchura domestica], wordt grootgebracht. In kooi- en volière knutselt de blauwkop graag het nest in elkaar in een halfopen nestkastje. Met kokosvezel, sharpie, hooi en gedroogde grasstengels wordt een vrij eenvoudig nest gebouwd. En wat we verder schreven voor de natuur telt ook voor avicultuur.

Ontwikkeling van de jongen.

  • Dag één. De jonge blauwkop toont een donkere vleeskleurige tint met een duidelijke donsbevedering. Karakteristiek zijn de drie donkere lijnen langs de keel. Op het verhemelte zijn duidelijk drie donkergekleurde punten te zien op een gele ondergrond. Aan de binnenzijde van de keel, links en rechts, wordt een blauwe kleur opgemerkt. De tong is gesierd met een donker lijntje. De mondhoeken zijn blauwwit gekleurd.
  • Dag drie. De jongen zijn nu tweemaal zo groot als bij de geboorte.
  • Dag zeven. De veerschachten in de vleugels zijn zichtbaar. De ogen openen zich. De jongen kunnen geringd worden. Kleine bedelgeluiden zijn hoorbaar.
  • Dag acht. Beide oudervogels zijn uit het nest. Overdag worden de jongen niet meer warm gehouden.
  • Dag tien. De veerschachten op de vleugels breken open. Op de kop, de rug en de stuit zijn de veerschachten merkbaar. Ook de staartveertjes worden zichtbaar.
  • Dag twaalf tot zeventien. De jongen ontwikkelen zich spectaculair. De bevedering komt overal door en de jongen groeien zienderogen.
  • Dag zeventien tot twintig. De jongen verlaten het nest. Bij het uitvliegen zijn de geslachten doorgaans al netjes te onderscheiden. De jonge man is vooral rond kop en keel reeds dieper blauw doorgekleurd, vandaar. De snavel heeft bij de nestverlating een zwarte kleur.
  • Dag twintig tot dertig. De juveniele vogels worden door beide ouders nagevoed, doorgaans gebeurt dit buiten het nest.
  • Dag dertig. De jongen eten steeds meer zelfstandig. In de regel is de pop nu bezig aan het tweede nest.
  • Vijf weken. Op die leeftijd begint de verkleuring van de snavel. Dit begint aan de snavelbasis en zo verder naar de punt. Het duurt vier weken voor de snavel volledig rood gekleurd is. Intussen heeft ook de jeugdrui zich ingezet. De jonge blauwkop verandert binnen de kortste tijd echt spectaculair. De bevedering wordt prachtig blauw en bij een goede verzorging valt zelfs een zekere glans op te merken.

En nog …

  • De contactroep tussen de vogels is een herhaald ’tjek-tjek’.
  • De vogel, beide geslachten zingen, beschikt over een niet onaardige zachte zang waarbij altijd weer de kopveertjes worden opgericht. De zang van de pop is wel milder dan die van de man.
  • De vogel werd voor het eerst in Europa ingevoerd in 1927. Het eerste gelukte kweekresultaat werd in 1930 gemeld door een Franse liefhebber.
  • Hybridisatie met de gewone blauwfazant en de Angola blauwfazant moet met het oog op de raszuiverheid van de drie verschillende soorten immer en altijd vermeden worden!
  • Ook kruisingen met granaatastrilde en purpergranaatastrilde leveren vruchtbare jongen op. Vandaar dat die vogels, en zeer terecht, niet meer op tentoonstellingen worden gevraagd.

Literatuur:

Diverse jaargangen ‘De vogelwereld’.

Diverse jaargangen ‘Die Gefiederte Welt.

Franz Robiller ‘Prachtvinken’.

Diverse mondelinge mededelingen van prachtvinkenkwekers.

 
Digiprove sealThis content has been Digiproved © 2023 Danny Roels

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *