Blauwborst, aangename zomergast

Net als de roodborst [Erithacus rubecula] heeft ook de blauwborst [Luscinia svecica] zijn naam te danken aan zijn opvallende borstkleur. In ons land komt de roodborst duidelijk meer voor dan de blauwborst. Over de roodborst zijn er legio teksten verschenen, die van de blauwborst zijn op de vingers van één hand te tellen. Maar toch, ook in avicultuur wordt de vogel gehouden, het blijkt om een zeer aangename soort te gaan.

Voorkomen. De blauwborst is wereldwijd gezien een zeer verspreide soort. Hij komt immers niet alleen in grote delen van Europa en Azië voor maar ook in Noord-Amerika hoewel slechts alleen in de toendra van Alaska en Yukon. De zang wordt beschreven als vrij krachtig en als één van de meest melodieuze onder die van de Europese zangvogels. De kracht van de zang is dusdanig groot dat de blauwborst ook andere zangvogels met sprekend gemak kan imiteren zodat waarnemers door hem soms op het verkeerde been worden gezet. De blauwborst zingt vooral in de vroege ochtend en bij valavond. De alarmroep is een kort ‘rak’geluid dat meerdere keren na elkaar luidkeels wordt geuit.

Beschrijving. Bijzonder aan de blauwborst is wel het feit dat de mannelijke blauwborst uit Noord Europa en uit Alaska en Yukon op de borst, netjes tussen het blauw, een roodgekleurde vlek toont. De blauwborst die leeft in Centraal- en Zuid-Europa bezit daarentegen een witte borstvlek. De foto toont aan dat het om een mooi gekleurde en getekende vogel gaat met een grootte van ongeveer zestien cm. Naast de blauwe borstkleur valt bij de man ook de grijsbruine rug, de bleke wenkbrauwen, de stevige en donkergekleurde poten en de vrij grote ogen op. Ook bijzonder is de relatief korte staart. De poppen zijn in hun geheel minder scherp gekleurd en missen (bijna) volledig het blauw op de borst. Voor een gedetailleerde omschrijving verwijzen we graag naar de bijgevoegde foto. Leuk om weten is verder dat de blauwborst er in de winter en in de zomer anders uit ziet. Door het afslijten van de licht omrande vederranden aan het begin van de broedtijd ontstaat in de lente aldus een meer intensief doorgekleurd broedkleed.

Juveniel. De jonge blauwborst heeft een donkere bevedering met een vlekkerig en streperig patroon. Tijdens de jeugdrui wordt slechts de primaire bevedering vervangen. Niettemin zijn hierna de geslachten reeds te onderscheiden omdat een jonge man dan al een intensievere doorgekleurde blauwe borstkleur bezit en een jonge pop dit blauw mist. Verder zal de jonge man een bredere en meer doorgekleurde roodbruine borstband bezitten.

Voedsel. De blauwborst houdt van vochtige gebieden met grotere open ruimten. Ook in de onderbegroeiing aan de bosranden wordt hij opgemerkt waar hij graag naar insecten zoekt, zijn specifiek voedsel naast larven en kleine rupsen. Ook spinnen en kleine vlinders, langpootmuggen enz. worden bejaagd. In de nazomer en winter worden ook bessen en vruchten gegeten.

Voortplanting. Doorgaans keren de mannen twee weken vroeger dan de poppen terug uit de Afrikaanse winterkwartieren. Oudere mannen nemen door de band genomen het oude territorium terug in. Jonge mannen hebben het soms moeilijk om een eigen territorium te bemachtigen waardoor ze, ongepaard, door territoria van andere mannen zwerven waarin ze geenszins geduld worden. De balts van de man bestaat uit een vrij agressieve imponeringsvlucht waarbij de pop vaak wordt nagejaagd. Bij het imponeren toont de man keer op keer zijn mooie blauwe borstkleur en richt hij de kopbevedering op. Bij het zingen worden de vleugels afhangend gedragen en de staart gespreid. De pop wordt achtervolgd en moet zich laag bij de grond tussen het struikgewas voor de agressiviteit van de man beschermen. Keert ze toch naar het territorium van de man terug dan is de paarvorming een feit. Het nest wordt uitsluitend door de pop op of tegen de grond gebouwd en ligt altijd weer goed verborgen in de aanwezige onderbegroeiing. Het heeft een napvormige constructie waarbij de buitendiameter varieert van elf tot veertien cm, voor de binnendiameter is dit van zeven tot tien cm. De nestdiepte is zes cm. De gebruikte bouwmaterialen zijn vooral droge grassen, korstmossen, stukjes schors en voor de binnenafwerking zachter gerief als mossen en dierlijke haren. Er worden van vier tot zeven donker olijfgroene eieren gelegd. Die zijn meestens uniform gekleurd maar soms ook met een lichte stippeltekening. De pop alleen broedt de eieren uit in circa dertien dagen. De broedtijd start gewoonlijk na de leg van het vierde ei.

Jongen. De juveniele blauwborst wordt door de beide ouders uitsluitend met insecten grootgebracht. Zoals dat gaat met dit soort vogels groeien de jongen enorm snel. Op de leeftijd van goed twee weken wordt het nest verlaten. De jongen houden zich in de onderbegroeiing van de biotoop op en worden nog eens twee weken nagevoed. Het nest wordt gedurende de volledige broedtijd kraaknet gehouden. Alle uitwerpselen van de jonge vogels worden door de ouders verwijderd. Dit kan makkelijk omdat ook hier de fecaliën in een geleiachtig zakje zitten wat door de ouders eenvoudig kan weggebracht worden.

Avicultuur. Als volièrevogel blijkt de blauwborst een fascinerende en bijzonder elegante soort te zijn. Naar verluidt is het bovendien een vogel die zelfs gemakkelijk overgaat tot kweken. In buitenlandse tijdschriften (bvb. ‘Gefiederte Welt’– Duitsland) zijn reeds meerdere gelukte kweekverslagen beschreven. Het spreekt voor zich dat de kweekruimte uiteraard moet aangepast zijn aan de vogel. Een eerste punt hierbij is dat de blauwborst zich in de natuur ophoudt op zachte, zeg maar moerassige ondergronden. Zijn vrij lange poten zijn daar een duidelijke exponent van. Een volièrebodem van gras en mos die regelmatig natgemaakt wordt biedt hier reeds een goed perspectief. Ook is het raadzaam om geen soortgenoten en/of andere vergelijkbare vogels bij de blauwborst te plaatsen, uit wat vooraf ging weet u waarom. Niet onbelangrijk is verder om wat riet aan te brengen of ook nog andere waterplanten die echter altijd weer vochtig moeten gehouden worden. Een oude boomstam met mossen begroeid (bvb. vlier) is een ideale zitplaats voor de blauwborst. De blauwborst baadt veel en graag en in volièremiddens moet hier dan ook aandacht aan besteed worden. Bij het samenplaatsen van een koppel is het niet onbelangrijk om de vogels blijvend te observeren. Hiervoor werd reeds geschreven dat de man niet altijd een lieverdje is tegenover de pop, vandaar. Als man en pop zich vijandig tegenover elkaar gedragen dan is het beter om de man opnieuw uit te vangen en hem enkele dagen in een kooi in de volière te plaatsen. Later kan opnieuw geprobeerd worden om de vogels bij elkaar te plaatsen wat dan doorgaans wel lukt. De basisvoeding bestaat uit een universeelvoer vermengd met insectenpaté en verder uit kleine dierlijke eiwitten als pinkie en buffaloworm.

 

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *