Een vogelsoort die naar mijn aanvoelen meer dan vroeger terug te vinden is luistert naar de naam bergeend [Tadorna tadorna]. Het gaat om een keurig gekleurde en mooi getekende vogel. Bijgaande foto, genomen in de prachtige ‘Kalkense Meersen’, bewijst dit ten overvloede.
Biotoop en voedsel. De bergeend foerageert graag in ondiep water wat ze onder meer terugvindt op slikvelden, ondergelopen weilanden en open modderige vlakten. Die biotoop wordt heus niet alleen in ons land teruggevonden maar ook in meerdere Europese en Aziatische landen en zelfs aan de Afrikaanse noordkust. Ook in die gebieden betreft het geen ongekende soort. Het voornaamste voedsel van de bergeend bestaat uit weekdieren. Enkele voorbeelden hierbij zijn: krab, slak, inktvis, mossel en kreeft. De naam ‘weekdier’ duidt aan dat het gaat om dieren met een zacht lichaam. De bergeend jaagt met trappende bewegingen mogelijke prooien op. Maar ook wordt plantaardig voedsel genuttigd. Voorbeelden hierbij zijn alg, zaden, groenvoer. Voor avicultuur is het niet meteen de meest moeilijke vogel om te verzorgen. Met een ‘onderhoudskorrel’ voor watervogels komt de geïnteresseerde liefhebber al een heel eind. Verder worden granen gegeten maar ook wel grassen en groenten. De bergeend heeft nood aan een zwemwater maar gaat ook door als een vrij sterke soort. En ook, dit mooi gekleurd eendje kan vrij agressief uit de hoek komen, hou er rekening mee.
Dimorfisme. Een beschrijving geven lijkt me gezien de bekendheid van de vogel en de bijgevoegde kleurenfoto niet meteen noodzakelijk. Toch is het goed erop te wijzen dat woerd [mannelijk eend] en eend [vrouwtje] quasi gelijk zijn. En toch, er is een concreet verschil tussen de volwassen vogels. De man, die met zijn grootte van om en bij 65 cm wat groter is dan de eend [± 60 cm], bezit een grote, vlezige knobbel aan de basis van de bovensnavel. Gedurende de kweektijd zwelt die knobbel verder op.
Voortplanting. De bergeend is e
en uitgesproken holenbroeder maar niet in de betekenis als parkietachtigen [Psittaciformes] het doen. Hier niet meteen een holte in een boom maar wel bijvoorbeeld een [verlaten] konijnenpijp of in echt dichte vegetatie. Het nest wordt gemaakt van dons. De kweektijd loopt vanaf april om in juni te eindigen. De eend legt van acht tot tien eieren die ze zonder enige medewerking van de man uitbroedt. De broedduur is circa vier weken. Schrijven we ook nog dat deze eend pas gedurende het tweede levensjaar broedrijp kan genoemd worden maar dat het niet uitzonderlijk is dat de eend pas in het derde levensjaar voor het eerst aan kweken denkt. Eenden zijn nestvlieders. Net opgedroogd kunnen ze al voor het nat kiezen maar hierbij moet worden opgemerkt dat nesten soms ver van water gebouwd worden waardoor het wel enkele uren kan duren voor ze dit bereiken. Dit is meteen ook een delicaat gebeuren want de afstand tussen nest en water moet te voet worden overbrugd, de jonge eendjes ook pullen [enkelvoud pul] genoemd, kunnen uiteraard nog niet vliegen. Tot de voornaamste predatoren worden gerekend: vos, reiger, meeuw, havik, sperwer … Het jonge bergeendje is bovendien een opvallend gekleurd vogeltje, weliswaar grotendeels in zwartbruin/wit.