De bandvink [Amadina fasciata] is een vooral mooi getekende vogel die heel lang amper of niet op de belangstelling van de prachtvinkenliefhebber mocht rekenen. Op vandaag is die waardering er wel en daar ligt niet alleen het ontstaan van mutaties aan de basis van maar ook het feit dat de invoerstop bepaalde, haalbare, soorten nu wel populair maken. Daar komt bij dat de bandvink nog altijd aan een heel schappelijk prijsje kan aangekocht worden.

Herkomst. De herkomst van deze vogel is Afrika waar hij in een ruim verspreidingsgebied leeft waarin zich drie ondersoorten hebben ontwikkeld. Grote verschillen tussen die drie ondersoorten zijn er niet. De bandvink leeft onder meer in Mauritanië, Senegal, Gambia, Soedan, Eritrea, Uganda, Kenia en Tanzania. Daar wordt gekozen voor savannen, droge houtlanden met acacia’s en verder regio’s met mopanebomen. Eigen aan kleinere prachtvinken blijft dat het vooral buiten de broedperiode gaat om zaadeters maar dat de jongen, tijdens vooral de eerste levensdagen, niet zonder dierlijke eiwitten kunnen. Dit is bij de bandvink echt niet anders. En nog, buiten de broedtijd kan de circa 12 cm grote bandvink vaak in verzamelingen van enkele tientallen vogels worden aangetroffen waarin zich ook andere prachtvinken bij aansluiten.
Dimorfisme. Bijgaande foto’s van man en pop geven een vrij goed beeld van deze vogel. Beide geslachten hebben een zandbruine kleur die onderbroken wordt door zwartachtige lijntjes die niet alleen de monotone bruine kleur breken maar ook zorgen voor een mooie tekening die, bij de man, heel sterk aanwezig is op de kruin en milder uitloopt in nek, rug, schouders en vleugels. Ook in de flank is die tekening in een afgezwakte vorm merkbaar. De pop is lichter bruin gekleurd waarbij de aangehaalde tekeningen bij haar milder kunnen waargenomen worden. Toch is die gematigdere kleur en tekening niet het meest duidelijke verschil tussen man en pop maar wel de prachtige rode band die over de keel van de man loopt. Ook toont de man een hoogstaande diepbruine buikvlek die de pop mist maar die niet op bijgaande foto tot uiting komt. En wie nog mocht twijfelen, alleen de man draagt het karakteristieke zachte liedje voor waarbij hij een opgerichte houding aanneemt en zowat alle veertjes die het lichaam telt opricht en de staart spreidt. Op dat moment zullen we ook zien dat de staartveren eindigen op een lichte okerkleurige punt.
Roodkopamadine. De bandvink vormt samen met de roodkopamadine [Amadina erythrocephala] het geslacht Amadina. De roodkop is ruim een centimeter groter dan de bandvink, waarbij de man een volledige rode kop bezit en in zijn kleuruiting ook grijzer toont. In avicultuur komen beide vogels makkelijk tot kruisen. De hieruit bekomen vogels blijken vruchtbaar te zijn. Op tentoonstellingen worden die kruisingen niet aanvaard, dit om beide vogels zo zuiver mogelijk te houden.
Verzorging. In avicultuur geldt de bandvink als een zeer sterke vogel die altijd strak in de veren zit. Destijds, toen de invoer nog mocht, vielen er bij de zendingen amper verliezen te noteren. Deze vogel is bij uitstek geschikt voor de buitenvolière waar hij van begin april tot eind oktober kan in verblijven. Voor de andere tijd van het jaar opteren we voor een licht verwarmd binnenverblijf. Op basis van een gewone exotenmengeling en water valt de bandvink eenvoudig te houden maar, zoals zo vaak, worden toegiften als trosgierst, groen- en eivoer en kleine dierlijke eiwitten wat graag aanvaard. Badwater is een dagelijkse noodzaak. Hij/zij die de bandvink houdt of kweekt zal opmerken dat het popje vaak gevoeliger is voor legnood dan doorsnee andere prachtvinken. Ook wij hebben die ervaring maar de liefhebber die zorgt voor een goede verzorging/huisvesting en de kalk- en mineraalbehoeften in het oog houdt zal zelden of nooit met het fenomeen legnood worden geconfronteerd.
Kweek. Wie kiest om met de bandvink te kweken doet er goed aan om het koppel apart te huisvesten en dit liefst in een ruime kweekkooi of in een kleine kweekvolière. De reden waarom is dat deze vogel lang niet de meest verdraagzame kan genoemd worden tijdens de kweekperiode. Het is een stoorzender zonder meer die, naar eigen ondervinding, niet alleen andermans nest inspecteert maar het ook vernietigt en zelfs inpalmt. Positief is dan weer dat er heel makkelijk een halfopen nestkast aanvaard wordt wat, later met het oog op het ringen van de juveniele vogels, de zaak sterk vereenvoudigd. Eigen aan meerdere prachtvinken is dat ze het nest wat graag bouwen met langer nestmateriaal. Dit is ook zo voor de bandvink die zal kiezen voor langere gedroogde grassen maar ook voor bijvoorbeeld kokosvezel.
Eieren & jongen. Een gemiddeld nest bestaat uit 5 witgekleurde en naar mijn aanvoelen ook, in verhouding tot de vogel, grote eieren. Beide geslachten nemen aan het broedproces deel. De broedtijd begint na de leg van het vierde ei. Let wel, iedereen die het met de bandvink geprobeerd heeft zal het beamen: deze vogel is uitermate gevoelig voor nestcontrole. Bij meerdere controles/storingen houdt de bandvink het voor bekeken. Na een broedtijd van 12 tot 13 dagen komen de eieren uit. Een pasgeboren bandvink heeft een volledige donkere [zwarte] lichaamskleur met een donkere dons. De ook al donkere snavel bezit witblauwe mondhoeken. Als aangegeven is dierlijk voedsel gedurende de eerste levensdagen van de jongen van levensbelang. Verloopt de kweektijd in de meest gunstige zin dan zien we de eerste veertjes verschijnen rond de tiende levensdag en dan al is te zien wie onder de jonge vogels zal uitgroeien tot man en pop daar de rode veertjes bij de jonge man, weliswaar [soms] bescheiden, maar toch aanwezig zijn. Rond de twintigste levensdag wordt het nest verlaten. De nazorg duurt twee weken waarna de jongen, met het oog op een volgende ronde, beter worden uitgevangen. Een delicaat gebeuren bij de kweek met de bandvink is het moment dat de ring over het pootje moet geschoven worden. Zwartmaken of onzichtbaar maken met het gekende ventieltje is de boodschap.
