Een prachtvink die in Europa niet meteen tot de meest bekende hoort, laat staan dat iemand ze in België of Nederland in zijn bezit heeft, is de roodooramadine [Stagonopleura oculata]. Dit mag naar ons aanvoelen geen belet zijn om ook deze exoot onbesproken te laten. De reden waarom deze vogel, nochtans ooit naar Europa ingevoerd, vrijwel ongekend is ligt aan zijn voedingswijze waar we verder op terugkomen.
Herkomst. De roodooramadine, 12 cm groot, is een Australische prachtvink met een vrij klein verspreidingsgebied. Hij komt slechts voor in het zuidwesten van Australië van ‘The Darling Range’, over Pemberton tot in Albany. Er wordt geleefd in dicht struikgewas in de onderbegroeiing van bij voorkeur bossen met een natte ondergrond en dan heel speciaal waar jarrah- en karribomen (twee eucalyptussoorten) groeien. Toch wordt dit vogeltje ook gezien langsheen de kustgebieden. In die biotoop wordt gezocht naar zaden van vooral diverse swampgrassen. Precies door het ontbreken van die zaden zou deze vogel niet in avicultuur kunnen overleven. Maar ook wordt gezocht naar kleine insecten en spinnen. Dit voedsel wordt zowel in bomen, planten als op de grond verzameld. Dit gebeurt zowel solitair, per koppel of in kleine groepen bestaande uit ouders met jongen.
Dimorfisme. De roodooramadine is naar ons aanvoelen een vooral prachtig getekende vogel waarbij de zwart-wit getekende flank- en gedeeltelijk ook de buikkleur onmiddellijk in het oog springen. Daar komt bij dat er over de rest van de bevedering een lichte streeptekening te zien is die de zachte bruingrijze kleur lichter maakt. Bezien we de kop dan valt de knalrode snavelkleur op (onder en boven) maar ook het zwarte masker rond de ogen en, uiteraard, ook de rood getinte oren waar deze prachtvink zijn naam aan te danken heeft. De stuit is dieprood van kleur en dat contrasteert sterk met de rest van de bevedering. Letten we verder op het donkere oog dat omgeven is met een lichtblauwe oogring. Voor de volledigheid melden we nog dat de poten vleeskleurig zijn. Het uiterlijke verschil tussen man en pop is lang niet uitgesproken maar toch wordt beweerd dat het zwart in de bevedering bij haar lichter is dan bij hem maar ook dat de oorkleur bij haar minder intensief rood is.
Look alike. Een look alike kunnen we terugvinden bij de ook al uit Australië afkomstige vuurstaartamadine [Stagonopleura bella]. Ook die vogel toont de karakteristieke streeptekening over het geheel van de bevedering maar omwille van het feit dat de algemene kleur dieper zwartgrijs is valt dit bij die vogel nog duidelijker op. De vuurstaart heeft net als de roodoor een rode snavel, een zwart masker en een rode stuitbevedering. Ook zijn beide vogels even groot. Het meest karakteristieke verschil tussen beide vogels is het gemis aan rood bij het oor van de vuurstaartamadine. Zeggen we ook nog dat de vuurstaart vooral leeft in het zuidoosten van Zuid-Australië.
Avicultuur. Hier kunnen we vrij kort zijn: in Europese avicultuur niet aanwezig. Weet dat in Australië die vogel slechts mag of kan gehouden worden door liefhebbers die hun ‘kunnen’ bewezen hebben en dat in meerdere deelstaten daarvoor een speciale vergunning moet worden toegestaan.
Nest. De natuurlijke nestperiode in het verre Australië loopt van augustus tot november maar ook worden nesten teruggevonden tussen maart en mei. De tekening van flank en buik speelt naar verluidt een belangrijke rol bij de balts. De man, met de klassieke lange grasspriet in de snavel, danst naast de pop waarbij die flank- en buikkleur prominent aan haar wordt getoond. Wanneer de pop tot een paring bereid is neemt ze een horizontale houding aan en wordt de staart gespreid. Eigen aan het nest is dat het een vrij grote omvang heeft, een ovaalvormige structuur bezit met een wel heel lange insluipgang die volgens HBW Alive wel 30 tot 40 centimeter lang kan zijn. Dit nest wordt gebouwd met lange groengekleurde, puntige stengels die met fijn gras worden bekleed. Voor de binnenkant wordt ervoor vooral veren gekozen. Nog apart is dat dit nest op hoge hoogte wordt gebouwd. Volgens het al vermelde HBW Alive zelfs tot op 16 meter hoogte.
Eieren & jongen. Er worden 3 tot 6 witgekleurde eieren gelegd die in een tijdspanne van twee weken worden uitgebroed. Bij de geboorte tonen de jonge vogeltjes een roosachtige kleur met een lichtgekleurde dons. Beide ouders staan voor het grootbrengen van de jongen. De nesttijd bedraagt ruim drie weken. Bij het uitvliegen tonen de jongen een meer bruinachtige kleur waarbij de streeptekening nog milder is. De rode oorkleur ontbreekt. Twee weken na de nestverlating zijn de jonge vogeltjes autonoom.
