Australische parkieten, Prinses van Wales

De naam ‘Prinses van Wales’ werd aan deze parkiet gegeven door de legendarische John Gould, die de vogel noemde naar de Noorse prinses Alexandra, die via haar huwelijk met Eduard VII, prinses van Wales werd (van 1863 tot 1901). De geschiedenis verhaalt dat het een bijzonder populaire prinses was en, populair is ook, op zijn minst, wat mag gezegd worden van die echt mooie Australische parkiet. De prachtige prinses heeft inzake schoonheid en gedrag troeven die in de parkietenwereld vrij uniek zijn. Die vogel is onwaarschijnlijk mooi en daar zit ook de elegantie van zijn slanke lichaamsbouw met lange staart voor veel tussen.

Dimorfisme. De prinses, die circa veertig centimeter is, heeft een duidelijk geslachtsdimorfisme. Kijken we naar de man dan zien we een lichtblauwe schedelkleur die tot in de nek kan uitdeinen. Rond kin en keel zien we een rozige kleur. Borst en buik kleuren licht grijsgroen met aan de dijen een lichte roosachtige waas. De bovendelen zijn olijfgroen. In de vleugels valt de helgroene schouder- en vleugelkleur op wat in fel contrast staat met de rest. De stuit heeft een mooie blauw violette kleur. De staart is trapvormig opgebouwd, hij bezit een donkerblauwe kleur maar de onderzijde heeft een zachtroze tint. Boven- en ondersnavel kleuren rood maar wie goed toekijkt merkt dat de punt van de ondersnavel witgeel is. De oogiris heeft een oranjerode kleur. De poten zijn grijsbruin. Bij de pop zijn alle kleuren minder fel, in het bijzonder het blauw op de schedel is minimaal of ook niet aanwezig. De middelste staartveren zijn bij haar merkbaar korter dan die van de man.

Natuur. De prinses van Wales is ook in het herkomstland, Australië, een iconische vogel al was het maar omdat hij nog amper in de wildbaan terug te vinden is. Daar komt bij dat hij zich liever ophoudt daar waar de mens het minst graag komt, ofwel de meest dorre streken van West-Australië. Hij leidt daar een nomadisch bestaan dat zich buiten de broedtijd beperkt tot het zoeken naar voedsel wat grotendeels bestaat uit zaden van harde droge grassen maar ook uit diverse fruitsoorten. Dat voedsel wordt steevast op de grond gezocht daar waar een waterbron in de onmiddellijke nabijheid terug te vinden is. De prinses is niet bang om nieuwe voedselgebieden aan te snijden. Hij maakt hierbij gebruik van een hoge en snelle vlucht, het karakteristieke vrij hoge geluid hoort erbij. De prinses geldt er als een sociale vogel die bovendien weinig of geen angst kent van de mens.

Voortplanting. Vrij uniek is dat de man bij de balts het oog groter kan maken terwijl hij de veren zo veel mogelijk rechtop plaatst. De natuurlijke kweektijd loopt in Australië van september tot laat in november. Zoals dat gaat bij parkieten wordt een boomholte (vrijwel altijd in een eucalyptusboom) uitgekozen die met de snavel verder wordt uitgeknaagd, en dus bruikbaar wordt gemaakt voor de pop, om er van vier tot zes witgekleurde eieren in te leggen. Ieder ei wordt gelegd met een tussenpoos van 48 uur. De broedtijd duurt 21 dagen, alleen het wijfje broedt.

Vredelievend. Deze vrij grote vogel heeft een heel vredelievende aard waarbij hij zich altijd rustig gedraagt. Het gebeurt dat de prinses er, schijnbaar weliswaar, rusteloos en vrijwel ongeïnteresseerd bijzit. Voor de beginnende liefhebber kan dit storend zijn maar het is gewoon de aard van het beestje. Een ander, misschien ook al ergerend gegeven, is dat er in tegenstelling tot vergelijkbare andere Australische parkieten er heel veel tijd op de grond wordt doorgebracht. En dat is logisch: de prinses van Wales is een soort die het voedsel, ook in de natuur (zie hiervoor) altijd op de grond zoekt. Een spijtig gevolg is wel dat dit de vogel wel heel gevoelig voor wormen maakt. Eén tot twee wormkuren per jaar zijn nodig.

Verzorging. Het al vrij grote postuur en de lange vleugels maakt van de prinses geen vogel voor kooi of (te) kleine volière. Het komt me voor dat een lengte van vier meter hier het strikte minimum is. Hoe groter de vlucht hoe beter de eigenschappen van de prinses zich uiten. Het betreft een vrij sterke vogel, een niet verwarmd binnenhok biedt ook hier bescherming tegen onguur winterweer. Een goede parkietenmengeling, al dan niet met zonnebloempitten, is aangewezen als basis. De prinses houdt van groenvoer en fruit, keuze genoeg! Tijdens de broedtijd kan er ook eivoer worden voorgezet. Vers drinkwater is elke dag vereist.

Kweek. Lukt vrij veel en kan bezwaarlijk moeilijk genoemd worden. Naar ervaring leert moeten beide vogels minimaal twee jaar oud zijn voor ze echt goede kweekvogels kunnen genoemd worden. Er zijn voor wat de nestkast betreft meerdere mogelijkheden maar een nestkast met een lengte begrepen tussen 80 en 100 centimeter voldoet uitstekend. Een grondoppervlak van 30 x 35 centimeter is hierbij gewenst. Voor het invlieggat wordt geopteerd voor 10 centimeter. Een stukje draad, aangebracht langs de binnenkant onderaan het invlieggat, doet dienst als laddertje. Als in meerdere teksten aangegeven kan dit beschadiging van eieren (gebarsten, gebroken …) voorkomen. Op de nestbodem wordt turf of een mengsel van turf en houtkrul gelegd. De jongen worden met het eerder beschreven voedsel door beide oudervogels grootgebracht. De nesttijd van de jonge vogels is om en bij vijf weken. Na de nestverlating worden ze gedurende een ruime tijd door beide ouders nagevoed. Het verkleuren van jong tot volwassenkleed kan tot achttien maand duren.

 
Digiprove sealThis content has been Digiproved © 2023 Danny Roels

One comment

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *