Net als de Australische kraai, die wonderwel op de Europese zwarte kraai lijkt, zijn er tussen de Australische welkomstzwaluw [Hirundo neoxena] en de Europese boerenzwaluw [Hirundo rustica] grote gelijkenissen. Eigenlijk zijn er drie echte verschillen maar die vallen amper op. Zo zijn de twee verlengde staartpennen van de welkomstzwaluw twee centimeter korter dan die van de boerenzwaluw, is de welkomstzwaluw in zijn geheel kleiner en slanker maar, en dit is het meest bijzondere verschil, toont de welkomstzwaluw ook op de borst een bruinrode kleur daar waar die bij de boerenzwaluw op de keel begrensd wordt.
Contrastrijk. De bovendelen zijn bij de welkomstzwaluw prachtig donkerblauw, naar zwart neigend. De lichtinval speelt ook hier zijn rol en toont de bevedering in een glanzende kleur. Zoals het voor zwaluwen hoort zijn de vleugels zeer lang en puntig en komen tot voorbij het staartuiteinde. Slechts de twee verlengde, het gaat om de twee buitenste staartpennen, komen tot voorbij de staart. Die staart is overigens van het gevorkte type. Op voorhoofd, kin, keel en borst toont deze vogel bruinrood. De onderdelen zijn vuilwit gekleurd. De snavel is klein, vrij plat en puntig. De pootjes zijn fragiel en kleuren zwart. De grootte is, verlengde staartpennen inbegrepen, vijftien centimeter. Tussen de geslachten is er geen dimorfisme hoewel de Australiërs beweren dat bij de pop de twee verlengde staartpennen korter zijn.
Twee. De wetenschap heeft twee ondersoorten beschreven. Die zijn H. n. neoxena, of de nominaatvorm, die leeft in Oost Australië en in Nieuw-Zeeland. Deze ondersoort komt verder voor op en rond de eilanden rond Australië. De tweede ondersoort is de H. n. carteri die leeft in het zuidwestelijke deel van Australië. De bijgaande foto’s werden in Monkey Mia (West-Australië) genomen waardoor we zeker zijn dat het om de ondersoort gaat.
Veelzijdig. De welkomstzwaluw komt zeer verspreid over vrijwel geheel Australië voor maar de grootste populatie is terug te vinden in West-Australië langs de prachtige witte kusten. Woestijngebieden worden vermeden, hetzelfde geldt voor drogere gebieden in het binnenland. Echt wegtrekken zoals dit gebeurt bij de Europese zwaluwsoorten is er niet bij. Wel zijn er plaatselijke trekbewegingen, afhankelijk van het voedselaanbod. Naar wordt beweerd is de welkomstzwaluw dusdanig veel voorkomend in Australië dat de vogel zijn verspreidingsgebied nu heeft uitgebreid tot in Nieuw-Guinea en zelfs tot in Nieuw-Zeeland.
Zacht. Welkomstzwaluwen zijn vredelievende vogels die zich, ook tijdens de dag, soms verzamelen in grotere benden. Intussen kwetteren ze er op los. Schrijven we ook nog dat de vogel geen onaardige zachte zang bezit. Enige agressie kan er wel zijn bij het verdedigen van het nest. Het dieet bestaat uitsluitend uit insecten die in een sierlijke vlucht worden bejaagd. Vliegen, kevers, kleine vlinders en motten en zelfs wespen komen hiervoor in aanmerking. In Monkey Mia, waar we logeerden, werd zelfs gezien dat de welkomstzwaluwen in de nacht insecten die zich rond het licht van de lantaarnpalen verzamelden bejaagden.
Voortplanting. De kweektijd bij de welkomstzwaluw loopt van juli tot april maar de meeste nesten worden gebouwd in de periode september tot oktober. Bij de balts jaagt de man achter de pop met elegante baltsvluchten. In tegenstelling tot boeren- en de huiszwaluw bij ons is het nest geen gesloten maar een open bouwsel opgetrokken uit modder dat aan een muur of rots wordt aangeplakt. Die modder wordt gemengd met grassen voor de stevigheid. Voor de binnenzijde worden voor de zachtheid haren en veren gebruikt. Naar wordt beweerd duurt het bouwen van een dergelijk nest tussen één en drie weken maar vaak worden oude nesten opgeknapt wat een tijdwinst betekent. Er worden door de pop van vier tot zes eieren gelegd die door haar alleen worden uitgebroed in twee weken. Het spreekt voor zich dat de jonge zwaluwen exclusief met insecten worden grootgebracht. Ze verlaten het nest tussen de achttiende en de drieëntwintigste levensdag. De eerste dagen keren de jongen nog naar het nest terug om er de nacht in door te brengen. De juveniele vogel is bij de nestverlating doffer gekleurd dan zijn ouders. De verlengde staartpennen vallen amper op. Doorgaans zijn er twee nesten per seizoen. Op de ouderdom van drie maanden zijn de jongen echt volwassen, en kunnen ze op eigen benen staan.