Australië, gewoon … ongewoon. Het diamantduifje

Van oorsprong is het diamantduifje [Geopelia cuneata] een Australische vogel maar op vandaag wordt het zowat overal ter wereld gekweekt. De populariteit van dit duifje is immens groot. Het laat zich makkelijk raden, het is een kweekgrage soort die in meerdere mutaties en combinaties voorkomt. De vraag moet echter gesteld, is er nog interesse voor de wildkleurige diamantduif? De meeste van de in avicultuur gekweekte vogels zijn totaal onzuiver te noemen. En dat is jammer.

Herkomst. Het diamantduifje is dus een Australische duif met een ruim verspreidingsgebied. Bij voorkeur wordt er gefoerageerd in droge landschappen met verspreidstaande struiken hoewel dit duifje ook wordt gezien in meer bergachtige streken. Maar waar het zich ook ophoudt, overal wordt er gezocht naar kleine graszaden die op de grond worden verzameld. Het voedselzoeken gebeurt buiten de kweektijd altijd in kleine groepjes van tien tot twaalf vogels. Wanneer er niet expliciet naar voedsel wordt gezocht houdt de diamantduif ervan om zich uitgebreid te zonnebaden. In zijn natuurlijke biotoop is daar doorgaans geen gebrek aan. De vleugels worden hierbij gespreid waardoor de zonnestralen ieder plekje van het lichaam makkelijk kunnen bereiken.

Beschrijving. Zie vooral de foto. We merken dat de doffer een algemeen blauwe bevedering heeft met een bruine waas op de bovenrug. Op de vleugels zien we kleine witte stippen [ook parels genoemd] waarbij iedere stip door een klein zwart gekleurd lijntje is afgeboord. Worden de vleugels gespreid dan merken we een roodbruine kleur voor wat de handpennen betreft. Zeer opvallend is de lange trapvormige opgebouwde staart waarbij de buitenste pennen een breed wit uiteinde bezitten. De onderstaart toont zich in een witte kleur. De grootte is circa twintig centimeter, de lange staart van acht centimeter inbegrepen. En die staart bestaat uit veertien staartpennen. De loopbenen maar ook de tenen zijn lichtroze van kleur, de nagels zijn hoornkleurig.

Dimorfisme. Het dimorfisme bij het wildkleurige duifje is vrij groot. Niet alleen zijn de kleuren van de doffer veel helderder maar ook toont de duivin een veel bruinere kleur op de bovendelen. De prachtige roodgekleurde oogringen zijn bij hem ook duidelijker en dieper van kleur dan bij haar. En die oogring, die wordt bij het ouder worden steeds groter en ook wat dieper van kleur.

Voortplanting. De natuurlijke broedtijd in Australië kan, naar gelang waar de diamantduif voorkomt, heel verschillend zijn. Gedurende het volledige jaar door zijn er in het vaderland nesten aan te treffen. Maar waar er ook genesteld wordt, de structuur van het nest is overal gelijk. In boom of struik worden enkele takjes verzameld die, in dit geval, een toch wel vrij klein platform vormen. Hierop worden twee witgekleurde eieren gelegd die in dertien dagen worden uitgebroed. Maar voor er eieren zijn wordt er uiteraard ook door de doffer gebaltst. Hij doet dit met opgerichte veren waarbij de trapvormige staart gespreid in een hoek van negentig graden wordt geplaatst. Hierbij maakt hij mooie koergeluiden. Wanneer de duivin op zijn paargedrag ingaat kunnen er meerdere paringen plaatsvinden gedurende een vrij korte tijd. De jonge diamantduif heeft een vleeskleurige huid en een redelijk geelgekleurde donsbevedering. Dertien dagen na de geboorte wordt het nest al verlaten. Bij het uitvliegen toont het jonge diamantduifje een grijsbruin tintje. De vogeltjes worden nog enkele dagen nagevoed maar heel spoedig begint de jeugdrui waarbij het uiterlijk van de jongen in een vrij korte tijd spectaculair verandert.

Avicultuur. Het diamantduifje wordt, terecht, als een vrij sterke vogel aanzien. Mede hierdoor is het in avicultuur een graag geziene soort. Dit kan op het eerste zicht wat raar overkomen want in de natuurlijke habitat is het zonder meer een zonneklopper. Maar inmiddels is ook dit vogeltje aan ons klimaat gewoon geraakt. Met het geven van exotenzaad komen we bij dit duifje al heel ver. Grit blijft evenwel noodzakelijk omdat zaden zonder dat ze gepeld zijn ingeslikt worden. Grit maalt de zaden in de spiermaag fijn. Verder zal het diamantduifje met graagte eten van diverse onkruidzaden met een voorkeur voor vogelmuur. Eivoer wordt opgenomen en ook van brood geweekt in melk wordt graag gegeten.

Huisvesting. Ook voor wat de huisvesting betreft zijn er amper moeilijkheden. Kooi en gemeenschapsvolière kunnen allebei. In beide worden zonder meer goede kweekresultaten behaald. Het gaat om een zeer verdraagzame soort tegenover andere vogels maar soortgenoten worden tijdens de kweektijd amper of niet geduld. We merkten hiervoor op dat de diamantduif houdt van droogte en zon. Gehouden in avicultuur moet hier rekening mee gehouden worden. Bij aanhoudende regen wordt er heel vlug een bolle houding aangenomen. Een volledige overdekte en verder kurkdroge vlucht heeft voor deze vogel altijd de voorkeur.

Kweek. Lukt [bijna] altijd! Voor wat de nestgelegenheid betreft moet gezegd dat er amper of geen moeilijkheden zijn. Er wordt in zowat alles genesteld wat wordt aangeboden. Het gekende harzerkastje is er één van maar ook in kanariemandjes, halfopen nestkastjes enz. wordt een nest gebouwd. In beplante volières wordt vaak een vrijstaand nest gemaakt. Gedroogd gras en kokosvezel zijn in avicultuur de meest favoriete nestmaterialen. Bij gebrek hieraan worden ook kleine twijgjes gebruikt maar ook droge bremtakjes of sparrennaalden. Eenmaal een koppel aan de gang is kunnen er makkelijk vier tot vijf nesten bekomen worden. Zelf hebben we meermaals meegemaakt dat er al een nieuw nest werd gebouwd wanneer de jongen van het eerste nest nog niet eens uitgevlogen waren. Een goede raad, gun ook deze vogel de nodige rust. Drie kweekronden per seizoen zijn meer dan genoeg. Bij het begin van de kweektijd zien we vaak dat er tussen doffer en duivin wat gekibbeld wordt, dit is niet vreemd te noemen. Maar na wat tijd keert de rust terug en gaan de vogels aan de slag. Nog opmerken dat niet iedere ei een jonge vogel betekent. Van de twee gelegde eieren kipt er soms slechts één. Beide seksen bebroeden de eieren waarbij het opvalt dat de doffer meestal overdag op de eieren zit en de duivin doorgaans tijdens de nacht broedt. Soms zitten beide vogels samen op het nest. Tijdens de eerste levensdagen worden de juveniele duifjes met kropmelk gevoed, later ook met zaden.

 
Digiprove sealThis content has been Digiproved © 2022 Danny Roels

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *