Algemeenheden over neushoornvogels

Om neushoornvogels [Bucerotidae] in de natuur te zien moeten we naar Afrika of Azië reizen. Het zijn uitgesproken vogels van het regenwoud waar er helaas steeds minder van terug te vinden is. Komt erbij dat deze vogelgroep een boomholte nodig heeft om zich voort te planten waarbij moet worden gespecificeerd dat de vogels die zelf niet kunnen uithakken. Dus voor de kweek komen uitsluitend natuurlijke holten of ruimten in aanmerking die door andere vogels of dieren werden aangemaakt. Nota. Kopfoto is een Sulawesi neushoornvogel.

Wat? De eerste vraag die moet worden gesteld is wat neushoornvogels eigenlijk zijn. Wie ze voor het eerst ziet zal merken dat het om grote vogels gaat met opvallende kleuren maar vooral dat het gaat om vogels met een enorme grote snavel. Net als bij toekans [Ramphastidae] geeft de snavel de indruk zwaar te zijn wat echt niet zo is. De snavel is namelijk zeer licht daar hij helemaal hol is maar wel voorzien van tussenschotten die hem wel heel sterk maken. Hier wordt door een bepaalde soort wel een uitzondering op gemaakt en dat is de gehelmde neushoornvogel [Rhinoplax wake] die een massieve benen snavel bezit. En nu we het toch over de snavel hebben is het wellicht goed te schrijven dat neushoornvogels de enige vogelgroep is waarbij de eerste twee nekwervels (axis en atlas) aan elkaar zijn gegroeid. De snavel is niet alleen groot tot zeer groot maar bezit ook een neerwaartse curve. Op de snavel bevindt er zich een vergroeiing die vaak als ‘helm’ wordt vermeld. En die helm kan in meerdere varianten voorkomen. Zo: cilindervormig, opwaarts, ingevallen, gesplitst enz. En verder zien we dat die vogels over duidelijke wenkbrauwen beschikken en ze klimpoten (twee tenen naar voor, twee tenen naar achter, ook zygodactyl genoemd) hebben.

Dimorfisme. Is bij deze vogelgroep niet echt uitgesproken. Verschillen tussen de seksen worden het meest gezien in grootte, vorm, kleur en tekening van de helm, maar ook in de oogkleur zijn er bij sommige neushoornvogels verschillen.

Aard. Neushoornvogels worden als verstandige vogels beschouwd die niets ontgaat hoewel ze ook in de natuurlijke biotoop vaak lang stil kunnen zitten. Weet verder dat er vierenvijftig soorten bestaan die verdeeld zijn over negen genera. Tweeënvijftig soorten worden tot de boomvogels gerekend, twee leven op de grond [hoornraven]. De kleinere neushoornvogels worden ook tokken genoemd. De grootte is begrepen tussen dertig en honderdzestig centimeter [waarbij de snavel dus inbegrepen is].

Voedsel. De voeding bestaat in hoofdzaak uit vruchten wat niet betekent dat er geen insecten of kleinere vogels en/of zoogdieren genuttigd worden. Vooral hagedissen, kleine slangen en schorpioenen worden verschalkt. Het valt op dat vooral grotere soorten zich het meest voeden met vruchten en hiervoor grotere afstanden moeten afleggen dan kleinere soorten die zich ook met prooien voeden. De vruchten worden met de snavel geplukt en met hulp van de tong naar binnen gewerkt. Onverteerbare zaden en pitten verlaten via het darmkanaal het lichaam waardoor neushoornvogels, ook voor de verspreiding van vruchtbomen zorgen. Als er jongen te voeden zijn nuttigen de ouders ook gekko’s, diverse insecten en zelfs kikkers.

Nest. Neushoornvogels worden naargelang de grootte van de specifieke soorten broedrijp tussen het eerste en het zesde levensjaar. Tokken, die tot de kleinere soorten worden gerekend, kunnen al voor nakomelingen zorgen gedurende hun eerste levensjaar maar voor de echt grote soorten kan het meerdere jaren duren. Wat wel gelijk blijft is de manier waarop er wordt gebroed. In wat voorafging schreven we dat er wordt genesteld in boomholten maar we specificeerden niet dat die holten aan zekere voorwaarden moeten voldoen. De vorm is hierbij zeer belangrijk en dan zeker die van de nestingang. Die moet niet echt rond zijn maar een meer gespleten vorm bezitten, want die zal later makkelijker dichtgemaakt kunnen worden. In de wildbaan zou er een groot gebrek zijn aan natuurlijke nestholten en dit onder meer door het ongenuanceerde kappen van de natuurlijke habitat waarbij komt dat neushoornvogels lang niet de enige vogelsoorten zijn die in boomholten nestelen. En nog, naar biologen melden die ter plaatse de vogelgroep bestudeerden, blijken ze bijzonder gevoelig te zijn voor nestverstoring en dan zeker bij het begin van de kweektijd. Pas wanneer de pop ‘ingemetseld’ is keert de rust terug en nemen koppels, eventuele, storingen lichter op. Over dat inmetselen moeten we uiteraard wat uitleg geven omdat het zo is dat de pop gedurende de volledige broedtijd (eileg, broeden, gedeeltelijke of volledige opfok van de jongen) letterlijk opgesloten wordt. Slechts een smalle spleet wordt opengelaten voor enerzijds de verluchting en voor anderzijds het voorzien van voedsel voor de pop door de man. Maar ook, en niet onverwacht, betekent een ingemetseld nest een voorspelbare bescherming tegen predatoren als apen die een neushoornvogelei en zelfs jongen niet versmaden. Merken we hierbij op dat een koppel neushoornvogels paart voor het leven maar dat hieraan voorafgaand de pop bijzonder kieskeurig is. Haar leven hangt tijdens de broedtijd in hoofdzaak van de man af, vandaar. Het dichtmetselen van de holte gebeurt met modder maar ook met eigen mest. En nog, tijdens haar gevangenschap ruit de pop haar staart- en vleugelveren. Als de juveniele vogels halfwassen zijn en in sommige gevallen zelfs volgroeid, is het voor de pop tijd om uit te breken. Met haar snavel hakt ze het metselwerk kapot en ontvlucht ze het nest. Of de jongen nu al dan niet in het nest achterblijven maakt voor haar niet veel uit omdat ze nu samen met de man voor de verdere opvoeding van de jongen zorgt. En nog, neushoornvogels drinken niet. Al het vocht wat nodig is om te overleven wordt uit het voedsel gehaald.

Hygiëne. De vraag die zich hierbij opdringt is uiteraard hoe de pop het nest netjes kan houden en te vermijden dat het binnen de kortste keer een troep wordt. Om dit te voorkomen plaatst het wijfje het achterlichaam tegen de smalle spleet en schiet haar ontlasting zo ver mogelijk weg. En opnieuw heeft die manier van werken een bijkomende functie. Door het zo ver mogelijk wegschieten van de uitwerpselen worden mogelijke predatoren misleid en van het nest weggehouden.

Balts. Het baltsen, het voeden van de pop, het wederzijds verenpikken, de uiteindelijke paring zijn slechts enkele elementen die de broedtijd bij vogels in het algemeen voorafgaan. Dit is bij deze vogelgroep niet anders maar waarbij komt dat de man zeer ver dragende geluiden slaken kan. Vaak wordt, en terecht, hierover gemeend dat dit zijn nut heeft bij het afgrenzen van het territorium (iets wat bij neushoornvogels zeer beperkt is) maar minder wordt het geluid geassocieerd met communicatie. Weet verder dat de balts vooral bij de kleinere soorten (tokken) vaak veel meer om het lijf heeft dan bij grotere soorten.

Eieren. Neushoornvogels zijn holenbroeders en een karakteristiek hierbij is dat er witte eieren worden gelegd. Een feitelijk nest wordt er niet gebouwd, eieren worden op de nestbodem gelegd weliswaar met de nuance dat de pop voor een laagje zacht, uitgehakt hout heeft gezorgd. Afhankelijk van soort tot soort telt het nest van twee tot vijf eieren, de kleinere soorten hebben door de band meer eieren dan de grotere. Maar niet alleen het legsel varieert ook in de broedtijd zijn grotere verschillen te zien. Tokken doen er drie weken over om de eieren uit te broeden maar, en terug, voor de grotere types kan het tot negen weken duren voor de eieren kippen. Weet hierbij dat de grotere soorten hooguit twee eieren leggen.

Opfok. Als er jongen zijn breekt de tijd aan dat de man serieus actief wordt in het broedgebeuren. Kon hij het voorheen braaf houden bij de pop alleen dan moet er nu ook voedsel verzameld worden voor én pop én jongen én, uiteraard, ook voor hem. En dat scheelt een slok op de borrel want juveniele neushoornvogels zijn veelvraten die behoorlijk wat voedsel nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. En opnieuw afhankelijk van soort tot soort varieert de nesttijd. De kleinere soorten (tokken) blijven vijftig dagen in het nest waarbij moet worden gespecificeerd dat omstreeks de twintigste levensdag der jongen de pop letterlijk uitbreekt om samen met de man voor de opfok van de kroost in te staan. Het gat wordt hierna opnieuw op aanvaardbare voedselgrootte bij gemetseld. Bij de grotere soorten is het de gewoonte dat pop en jongen samen het nest kraken, dit kan tot negentig dagen na de geboorte der jongen zijn, om bij de man aan te sluiten en verder te gaan. Dit ‘nestkraken’ geschiedt echter niet in een keer. Meestal is het zo dat er eerst een gat in de bres wordt geslagen om er het hoofd doorheen te wringen. Op die manier kunnen de jonge vogels de omgeving in zich opnemen, pas enkele dagen later wordt het gat dusdanig groot gemaakt dat de jongen er volledig doorheen kunnen. Vaak gebeurt dit onder het toeziend oog van de man en/of pop die met veel kabaal de jongen aanmoedigen uit te breken. Nadat het nest succesvol verlaten is kunnen de juveniele vogels een hele poos stilzitten op een nabijgelegen zitstok. Bij de nestverlating zijn de jonge vogels nog kleiner en doorgaans valer gekleurd dan de ouders, de ‘helm’ op de snavel is minder uitgesproken aanwezig.

Avicultuur. Neushoornvogels zijn niet bepaald de meest gehouden vogels in avicultuur. Wie ze houdt moet in de eerste plaats over veel plaats beschikken. De verzorging daarentegen is eenvoudig, gedurende het volledige jaar door kan er gesneden fruit worden gegeven. Let wel, en ondanks de grote snavel, blijken deze vogels toch niet in staat te zijn om grotere brokken te nuttigen. Stukjes van 1,5 x 1,5 x 1,5 lijken prima. Staan we ook nog even stil bij de manier waarop het voedsel opgenomen wordt. Het fruit wordt met het snavelpunt vastgenomen, in de lucht geworpen, opgevangen en naar binnen gewerkt. Fruitvariatie is nodig maar vormt geen probleem. Op de markt zijn voldoende variëteiten aan fruit te verkrijgen. Sinaasappel, peer, banaan, appel, kiwi, meloen, druif … deze vogels weten er raad mee. Naast fruit is er een grote behoefte aan mineralen, kalk en biergist zijn nodig, over het voedsel kan een vitaminepreparaat worden gestrooid. Ook dierlijke eiwitten moeten worden gegeven. Gesneden eendagskuikens, muisjes en kleine ratten komen hiervoor in aanmerking maar ook deze vogelgroep is lang niet vies van meel- en/of morioworm. Het percentage aan fruit ligt op circa 70% van het totale voedselaanbod, het dierlijk voedsel op circa 30%. Belangrijk is dat het voedsel wordt aangebracht op een verhoog, daar deze vogelgroep zelden, zeg maar nooit, vrijwillig op de grond komen. Tot slot, niet genuttigd voedsel moet een uur na het verstrekken weggenomen worden. Fruit en vlees gaan heel snel schimmelen en zorgen voor ongewenste neveneffecten die absoluut moeten vermeden worden.

Literatuur:

Firefly encyclopaedia of birds, Christopher Perrins.

Jeffrey Hays, hornbills, their nest-building behaviour.

Vogelpark Walsrode.

 

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *