Abessijnse groene astrilde

De Abessijnse groene [Coccopygia quartinia] astrilde is sterk verwant aan de Dufresne astrilde, een vogel die bij mijn weten niet meer in Europa, en dan zeker niet in België of in Nederland aan te treffen is. Hij lijkt afgezien van zijn zwarte kopkleur sprekend op de Abessijnse groene astrilde waar we het verder over hebbe

Beschrijving. Man en pop zijn nagenoeg gelijk gekleurd maar de bevedering bij de pop is vooral valer. Beide vogels bezitten een grijze kopkleur, een olijfgroene kleur op nagenoeg de volledige bovendelen maar met een bruinige tint doorweven. Prachtig is de karmijnrood doorgekleurde stuit. Het staartje bezit een bruingrijze kleur. Op de onderdelen zien we een vaalgrijs gekleurde borst en keel maar de volledige onderbuik is quasi geel gekleurd. Apart is wel de kleur van de bovensnavel: zwart bovenaan, dieprood onderaan. Het oog is nagenoeg zwart. Poten, tenen en nagels zijn donkergrijs. De grootte is amper negen, hooguit tien centimeter.

Herkomst. Het gaat om een Afrikaanse astrilde die meer bepaald zijn herkomst heeft in Congo, Oeganda, Zimbabwe en Zambia. De natuurlijke biotoop bestaat daar uit bosranden en open gebieden waarin veel hoog opgroeiende grassen zijn terug te vinden. Een constante is wel dat er in de directe nabijheid water moet zijn.

Levenswijze. Afgezien van de broedtijd leeft ook dit vogeltje in kleinere benden die gezamenlijk foerageren. Breekt de kweektijd aan dan wordt er per koppel geleefd. Het voedsel dat wordt gezocht zijn kleinere zaden die zowel uit de aar worden geplukt als vanop de grond worden opgenomen. Het spreekt voor zich dat er ook kleinere insecten worden genuttigd, die zijn voor het opbrengen van de jongen van levensbelang.

Voortplanting. Er wordt een bolvormig nest gemaakt dat wordt gebouwd in een hoog opgroeiende graspol. Dit nest heeft een zijdelingse ingang. De pop legt van vier tot zes kleine witgekleurde eieren die door haar en de man in circa twaalf dagen worden uitgebroed. Met het hiervoor beschreven voedsel brengen beide ouders de kroost groot. De juveniele vogeltje blijven drie weken in het nest. Bij de nestverlating zijn ze valer gekleurd dan de ouders en verder vertonen ze een volledige zwartgekleurde snavel, dus ook aan de onderkant. Twee weken worden ze nog nagevoed waarna de jonge vogels zelfstandig verder kunnen.

Avicultuur. Het heeft ons steeds verbaasd hoe sterk de Abessijnse groene astrilde bij invoer wel is, rekening houdend met de kleine gestalte van het vogeltje. Andere, grotere prachtvinken hadden veel meer tijd nodig om te acclimatiseren dan dit kleinood. Maar dit, uiteraard, even terzijde. Bij invoer was de bevedering niet altijd puntgaaf maar zijn levendigheid maakte veel goed. Voor kooi en volière gaat het om een bijzonder aantrekkelijk, levendig vogeltje dat zich verder bijzonder tolerant en verdraagzaam opstelt tegenover andere exotische vogels. Een vogeltje voor de buitenvolière is het alleen tijdens de meest warme maanden van het jaar, zeg maar juni, juli, augustus en verder tot half september. Buiten die periode moet het matig verwarmd gehuisvest worden. Zelf hebben we dit vogeltje jarenlang gehouden in een kleine binnenvlucht van slechts anderhalve meter lang, twee meter hoog en een meter breed. Ze vertoefden er in het gezelschap van een koppel blauwfazantjes [Uraeginthus bengalus] en goudbuikjes [Amandava subflava]. Nooit werden er strubbelingen, ook niet tijdens de kweek, tussen deze drie soorten vastgesteld.

Verzorging. De voeding en andere verzorging kan amper moeilijk genoemd worden. Als steeds bestaat de basisvoeding voor kleine exotische vogels uit een standaardmengeling die kant en klaar in iedere speciaalzaak kan gekocht worden. Traditionele toegiften voor Afrikaanse astrilden zijn trosgierst, kleine geweekte en gekiemde zaden, maar ook dagelijks enkele dierlijke eiwitten waarvoor pinkie en buffaloworm zich uitstekend lenen. Ook van eivoer wordt gegeten. Een goede verzorging kenmerkt zich verder door het dagelijks geven van proper drink- en badwater maar ook door een nette huisvesting en een steeds propere en droge bodem.

Kweek. Als steeds is het zien baltsen van de man voor de pop het eerste teken dat er aan kweken wordt gedacht. Traditioneel bij meerdere prachtvinken is hierbij dat de man een langere hooispriet in de snavel neemt en er mee voor de pop gaat pronken. Dit is hier niet anders en later, wanneer ook de pop aan broeden denkt, zal de man hierbij ook de veren oprichten en buigende bewegingen maken voor de pop. We hebben het nooit anders geweten dan dat er een vrijstaand nest werd gebouwd in een bussel bremtakken die we in de linkse volièrehoek hadden aangebracht. Man en pop bouwen samen met een ijver die prachtvinken kenmerkt aan het bolvormige nest. Hooi en kokosvezel vormen de basiselementen maar voor de afwerking wordt een beroep gedaan op zachtere dingen als mos, veertjes en dierenharen. Het spreekt voor zich dat het grootbrengen van die kleine vogeltjes op een identieke wijze geschied als in de natuur. Toch geven we graag mee dat de groene astrilde wordt geboren met minimale donsveertjes en dat de groei in het begin niet zo spectaculair is. Dat wordt het wel wanneer de eerste veertjes rond de achtste levensdag doorbreken. Nestcontrole wordt verdragen maar toch opletten bij het ringen. Het kleine nest moet hiervoor soms geforceerd worden en dat kan weleens gevolgen hebben voor wat de stevigheid betreft. Jonge uitvliegende groene astrilden worden iedere avond door de beide ouders opnieuw naar het ouderlijk nest gelokt om erin te slapen.

Jeugdrui. Verloopt bijzonder vlot. Eigen is dat de ondersnavel naar rood begint te verkleuren wanneer de jongen drie weken oud zijn en dat is ook het moment om de jonge vogeltjes van de ouders weg te halen. Jonge eigen kweek groene astrilden scoren op vogelshows doorgaans zeer goed ten minste als ze conditioneel in orde zijn.

 

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *