De torenvalk [Falco tinnunculus] is ook voor u wellicht de best gekende Europese prooivogel. Hij heeft een enorm verspreidingsgebied dat zich uitstrekt vanaf de Britse Eilanden doorheen volledig Europa en Azië, ook komt hij voor op het Afrikaanse continent. Bij volwassen vogels is het geslachtsverschil zeer groot.

Beschrijving en dimorfisme.

  • De man, die ook ’tarcel’ wordt genoemd, heeft een blauwgrijs voorhoofd, bij de pop is dit lichaamsdeel roodbruin.
  • De man heeft donkere en brede baardstrepen, bij de pop is die tekening bruin en veel minder uitgesproken.
  • De man is over het geheel genomen dieper gekleurd en hij bezit op de rug kleine zwarte en roodbruine vlekken. Bij de pop zijn die vlekken gewoon bruin.
  • De bovenstaart bij de man is blauwgrijs met een vrij brede zwarte band. Bij de pop is de bovenstaart bruin met een zwarte streeptekening maar ook bij haar eindigt de staart met een zwarte band.
  • De buikkleur bij de man valt nog het best als okerkleurig te beschrijven, die van de pop is donkerder, streperig en vlekkerig.
  • De snavel bij beide seksen toont een blauwachtige tot grijze kleur en eindigt op een donkere punt.
  • Opvallend bij beide vogels is de gele washuid rondom de snavel.
  • Ook de oogringen zijn geel gekleurd. Het oog is donker.
  • En man, én pop bezitten geelgekleurde poten.
  • Wanneer beide seksen samen kunnen geobserveerd worden valt het op dat de pop ruim groter is dan de man. De wetenschap meldt dat de man ongeveer 33 cm groot is, de pop wordt met een grootte van 38 cm bemeten.

Biotoop en verspreiding. Het is een vogel van het open landschap met een lage vegetatie. Dit laatste is vooral nodig om op de meest eenvoudige manier te kunnen jagen. Daarom wordt de torenvalk ook gezien in landbouwgebieden maar ook langsheen spoorwegen wordt hij vaak opgemerkt. Als gesteld kan de vogel zowat overal in Europa waargenomen worden hoewel hiervoor een uitzondering moet gemaakt worden voor de meest noordelijke delen van Scandinavië. Vogels uit het noorden en oosten van Europa migreren voor de winterkoude naar West-Europa en Afrika. Opvallend is dat sommige vogels toch wel echt ver wegtrekken. Mebs & Smitth (2006) meldden bvb. een terugvangst van een torenvalk in Siërra-Leone die in Zweden was geringd. Deze vogel had dus een slordige zesduizend kilometer overbrugd!

Voedsel en jacht. Van alle Europese roofvogels is de torenvalk het makkelijkst te herkennen aan zijn karakteristieke manier van jagen wanneer hij vleugelwiekend stil hangt in de lucht en de grond netjes afspeurt naar een mogelijk prooi. Zoals de lezer wellicht weet noemt men dit ‘bidden’. Bij het bidden wordt de staart gespreid en met de vleugels wordt snel heen en weer geslagen. Die manier van jagen is vrij intensief en kost veel kracht. Daarom ook wordt het volledige lichaam, met uitzondering van de kop, horizontaal gehouden. De kop wordt wel naar voor gebogen, gefixeerd speurend naar een mogelijk slachtoffer. Bij het opmerken van een prooi laat de torenvalk zich letterlijk als een steen naar beneden vallen. Die val is dusdanig beredeneerd dat de kans dat de prooi alsnog ontsnapt als klein wordt beschouwd. Na de ‘val’ vliegt de vogel altijd weer in een boogvormige glijvlucht weg om te landen op een vooraf uitgekozen plaats. Als buit wordt onder meer op muis, kikker, grotere insecten en jonge vogeltjes gejaagd. Maar ook maakt de vogel zich het soms toch heel makkelijk door op net geploegde velden doodleuk de bovengewoelde regenwormen te verorberen.

Standjacht. Maar ook, de torenvalk is niet alleen een biddende jager. Wie af en toe de natuur intrekt heeft hem ongetwijfeld ook al eens gezien, schijnbaar rustend op een weidepaal, een hoogspanningsdraad enz. Vergis u niet, de vogel bespiedt iedere beweging op de grond en met het sterke zicht, eigen aan alle roofvogels, de krachtige klauwen en de duchtig gekromde snavel met de zogenaamde ‘valkentand’ heeft ook hier een mogelijk slachtoffer weinig perspectieven op een goede afloop.

Scheervlucht. Sommige andere roofvogels als bvb. de sperwer zijn krachtig, snel en leep genoeg om ook te jagen in een scheervlucht. Hierbij wordt een vogel uit een groep uitgekozen, afgezonderd en in de vlucht geslagen. De torenvalk probeert dit wel maar is meestal te onhandig en niet snel genoeg om een dergelijke jachtwijze succesvol af te ronden.

Nest en nestplaats. De torenvalk is geen nestbouwer. Het is een soort die liever oude kraaiennesten kraakt maar ook weet hij onder meer wel een geschikt nestplaatsje tussen de rotswanden te waarderen. Ook in oudere gebouwen met gebroken ruiten durft hij een broedplaats uit te kiezen. Op vandaag worden door natuurverenigingen, maar ook door particulieren, vaak nestkasten voor torenvalken geplaatst die door de vogel zeer gewaardeerd worden. Die kasten moeten vrij groot zijn, ongeveer 50 x 40 x 35 cm (lxbxh) met een ruim openstaande kant van ± 20 cm. Deze kast moet hoog geplaatst worden en liefst met de opening naar het oosten. Binnenin wordt er goed aan gedaan om een laag (± zes cm) gehakseld hout aan te brengen. Meerdere nestkasten moeten op ruime afstand van elkaar geplaatst worden want de torenvalk verdedigt tijdens de broedtijd toch wel een ruim bemeten territorium.

Eieren en jongen. De torenvalk is broedrijp op de leeftijd van één jaar. Een normaal legsel bestaat doorgaans uit drie tot zeven eieren. Het ei van de torenvalk is vrij donker en sterk gevlekt en meet ongeveer vier centimeter. Belangrijk is wel dat er slechts om de twee dagen een ei wordt geproduceerd en dat de broedtijd begint na de leg van het voorlaatste ei. Alleen de pop broedt en over de broedtijd wordt gezegd dat die ongeveer vier weken duurt. De jongen worden geboren met een eerste donskleed. De eerste levensdagen kunnen ze amper hun hoofd optillen. Opmerkelijk is dat de buik, kop en snavel redelijk groot zijn in verhouding tot de vleugels en poten. Dit is te verklaren omdat tijdens de eerste levensdagen enkel voedselopname belangrijk is. Na enkele dagen ontwikkelen ze een dikkere donsvacht en zijn ze al veel levendiger. De ontwikkeling van het verenkleed begint bij de torenvalk al na een week. Op die leeftijd zijn de poten al zo gegroeid dat de jongen al stevig op hun tenen kunnen staan. Na de geboorte van de jongen worden die de eerste dagen door de pop gehoed, zij verlaat enkel gedurende een korte tijd het nest om zich te ontlasten, de man zorgt in die tijd wel voor het nodige proviand. Dat voedsel wordt aan de pop op het nest aangeboden waarna zij het netjes onder de aanwezige jongen verdeeld. Rond de leeftijd van twee weken begint ook de pop opnieuw te jagen en zorgt ze samen met de man voor het nodige voedsel. Dit is nu ook het sein aan de jonge vogels om te proberen om rechtop te staan in het nest. De ouders hebben nu de handen vol met de opfok van de immer honger hebbende juvenielen. Weet dat ze op de leeftijd van drie weken al net zoveel moeten wegen als de oudervogels en dat is toch ruim tweehonderd gram. En nog bijzonder is dat het liefst vier weken duurt voor de jongen het donskleed definitief verloren hebben. De jonge vogels gedragen zich verder in het nest tegen over elkaar niet altijd netjes. Er is een zekere onderlinge rivaliteit, zelfs agressiviteit die nooit meer zal overgaan. Als de jonge vogels echt volledig bevederd zijn is dit voor de ouders het signaal om het voedsel enkel nog in het nest te leggen, de jongen moeten het onderling zelf maar verscheuren en verdelen. En hier loert voor de meest zwakke jongen het gevaar om de hoek. Bij mindere of geen voedselopname zijn ze letterlijk reddeloos verloren en sterven ze de hongerdood. De jongen blijven doorgaans een maand of iets langer in het nest. Na de nestverlating worden de jonge torenvalkjes nog gedurende twee of drie weken nagevoed. In die tijd leren ze ook hoe te jagen om nadien op eigen benen te kunnen staan.

  •  
 

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *