De rietgors [Emberiza schoeniclus] is een Europese vogel die in een groot deel van Europa maar ook in Noord-Afrika voorkomt. Zelfs in Azië is hij niet ongekend. De literatuur schrijft dat er achttien ondersoorten zijn en dat is, gezien zijn verspreidingsgebied, niet echt een verrassing. Naar de naam het verraadt is het een soort die zich vooraal gehecht heeft aan riet- en zeggengebieden.

Prachtkleed. De rietgors heeft een grootte van circa zestien centimeter. De man bezit in de zomer een prachtkleed waarbij de kop en de keel diepzwart gekleurd zijn. In schril contrast staat hier de witte, brede nekband. De rugkleur is donkerbruin maar heel fel gestreept. De stuitkleur heeft een grijzige tint. De onderdelen zijn grauwwit gekleurd. Wanneer in de nazomer de vogel aan de rui begint moet hij veel aan kleur inboeten. Het contrastrijke van de kop heeft nu plaats gemaakt voor een grauwe tint. Maar geen nood, in het voorjaar, bij het afslijten van de bevedering treedt het prachtkleed van de man beetje bij beetje opnieuw naar voor. De pop moet het met minder doen. Ze is vooral bruin gekleurd met een streeptekening. De onderkant is ook hier lichter gekleurd.

Juveniel. De jonge vogels lijken bij de nestverlating nog het meest op de pop hoewel er toch nog meerdere verschillen te noteren vallen. Zo is de bevedering uiteraard nog wat doffer gekleurd, in de nek is de kleur bleker en vaak is er na de nestverlating nog dons op kop en rug te zien.

Migratie. De rietgors die in West- en Centraal-Europa leeft is een migrant die vooral overwintert in het Middellandse Zeegebied en in Noord-Afrika. De meer noordelijke populaties overwinteren in de gematigde zones waaronder België. Verder is het in ons land zowel een broedvogel, als een doortrekker en een wintergast. Dit heeft tot gevolg dat de rietgors het volledige jaar door in ons land aan te treffen is.

Biotoop. Als gesteld is de rietgors een typische bewoner van riet- en zeggengebieden maar hij wordt ook wel opgemerkt in moerassige omgevingen met een natte vegetatie van onder meer kreupelhout. Wanneer de boeren de gewassen geoogst hebben weet ook de rietgors, vaak in het gezelschap van onder meer vinkachtigen en mussen, dit te waarderen en eet hij graag van de gemorste zaden.

Voedsel. De rietgors voedt zich tijdens de zomermaanden in hoofdzaak met riet- en graszaden maar ook met kleine insecten en wormen en dergelijke. Wanneer er jongen te voeden zijn schakelt de vogel over op vooral kleine ongewervelde diertjes als vliegen, kevers, spinnen en rupsen.

Kweek. De kweektijd loopt van april tot juli. De man maakt vooraf een territorium waarin hij al zingend, een pop probeert te lokken. Het komvormige nest, alleen door de pop gebouwd, wordt het liefst in rietkragen en/of andere waterplanten dichtbij de grond opgetrokken. Als nestmateriaal wordt onder andere gebruik gemaakt van grassen, twijgjes, rietbladeren en plantenworteltjes. Met haren en mossen wordt de binnenzijde keurig afgelijnd. Het legsel is vier tot zes groenbruine eieren groot. En zoals dat nu eenmaal hoort bij gorzen zijn ook hier de eieren met donkere tot zeer donkere stippen en streepjes. voorzien. Alleen de pop broedt en ze trekt hiervoor twee weken uit. Bij de geboorte zijn de jonge vogels donkerbruin tot grijs gekleurd en ze bezitten een ruim bemeten dons en, heel opvallend, ze tonen een vuurrode keelkleur. Als verwacht worden ze uitsluitend met dierlijke eiwitten en dit door de beide ouders grootgebracht. De jonge gorsjes blijven goed twee weken in het nest waarna ze zich onderaan in de vegetatie ophouden. Ze worden nog eens twee weken nagevoed waarna ze volwassen genoeg zijn om zelf voor hun kostje te kunnen zorgen. In de natuur zijn er twee of drie nestronden per jaar. Weet ook dat de rietgors meerdere natuurlijke vijanden heeft. Onder meer ratten weten de eieren maar ook de kleinere jongen te waarderen, en verder zijn er ook de reigerachtigen die meerdere nesten per seizoen vernietigen.

Wet. Wie wettelijk in orde is kan de rietgors ook in avicultuur houden. De vogel is duidelijk minder populair dan bvb. de vinkachtigen maar ook hier weten steeds meer liefhebbers de gorzen in het algemeen te waarderen.

Verzorging. Uit bovenstaande tekst valt makkelijk te begrijpen dat de rietgors geen vogel kan genoemd worden voor een volière zonder riet. Op een harde betonnen bodem hoort deze vogel beslist niet thuis. De rietgors is een sterke, winterharde soort die zich thuisvoelt in een vlucht waarin rietbussels aangebracht zijn en waar zich op de grond meerdere graspollen bevinden. Een klein vijvertje kan hier nooit kwaad. Buiten de kweekperiode is de voeding lang niet onoverkomelijk daar de rietgors eigenlijk eenvoudig te houden is op een basis van wildzangzaad die aangevuld wordt met graszaden. Verder kan er eivoer aangeboden worden waar pinkies en buffalowormen kunnen vermengd worden. We zien hier immer dat eerst de dierlijke eiwitten gegeten worden en dan pas het eivoer. Drink- en badwater moet dagelijks vers zijn.

Kweek. Berichten over kweekresultaten in avicultuur zijn zeldzaam maar bestaan. Onder meer de Nederlander Adrie Bakker beschreef zijn kweek. Hieruit onthouden we dat:

  • Man en pop de winter niet bij elkaar doorbrengen. Buiten de kweektijd zijn gorzen in het algemeen geen lieverdjes voor elkaar, vandaar.
  • Hoewel gescheiden blijven de vogels in elkaars gezicht- en gehoorveld.
  • Bij het samenplaatsen van de vogels, eind maart of begin april, is het toch opletten. De vogels aanvaarden elkaar niet altijd vredelievend.
  • Een kweekrijpe man zingt, een kweekrijpe pop sleurt met nestmateriaal.
  • In avifauna wordt het nest graag in een op de grond, afgeschermde graspol gebouwd.
  • Het beschreven natuurlijke nestmateriaal kan aangevuld worden met onder meer kokosvezel.
  • De broedtijd begint over het algemeen na het leggen van het laatste ei.
  • Nestcontrole wordt niet altijd goed verdragen.
  • De juveniele vogels worden geringd wanneer ze vijf dagen oud zijn. Ook hier is het beter de ringen af te plakken met een ventielringetje.
  • Voor het grootbrengen van de jongen zijn een behoorlijk aantal dierlijke eiwitten nodig. Rietgorzen houden hierbij onder meer van vliegende insecten (bvb. pas ontpopte vliegenmaden) en buffalowormen.
 

Leave a Reply

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *