De grijze roodstaartpapegaai [Psittacus erithacus] geniet thans het hoogste beschermingsniveau. Illegale handel, helaas, zou hierbij de absolute dooddoener zijn. In de Westerse cultuur werd/wordt deze papegaai vooral gehouden als huiskamervogel hoewel hij daar niet of amper voor geschikt is. Zijn intelligentie en het vermogen om enkele woordjes/zinnetjes na te vertellen laat ten onrechte anders vermoeden.
Afrika. Keren we terug naar Afrika waar de grijze roodstaart thuishoort. Het is met zijn circa vijfendertig centimeter wel één van de grootste, zo niet de grootste Afrikaanse papegaai. Karakteristiek aan de vogel is de grijze bevedering, maar over kop, borst, en buik krijgen we door een lichte omzoming van ieder veertje een schubeffect. De dieprode kleur van onderstaart en staart accentueren de schoonheid van de vogel ten volle. De slagpennen zijn door de band een nuance dieper dan het grijs van het lichaam. De zwarte oogpupil wordt omgeven door een gele oogring en apart is de naakte grijswitte zone rond het oog. Boven- en ondersnavel zijn volledig zwart. De poten kleuren grijs, de nagels zwart. Man en pop zijn gelijk gekleurd, slechts een DNA-test kan met zekerheid het geslacht bepalen.
Natuur. De grijze roodstaart bewoont de primaire en secundaire laaglanden in een vrij vochtige omgeving. Ook in mangrovebossen wordt hij opgemerkt en hetzelfde moet gezegd van galerijwouden en savannegebieden. Hij voedt zich daar met een grote variatie aan fruit, zaden en noten. Naar verluidt staan noten van oliepalm [Elaeis guineensis] hoog aangeschreven. Bekend is verder dat er heel graag wordt gefoerageerd in maisvelden waar jonge, malse kolfjes aangebeten worden. Buiten de kweektijd zijn er seizoensgebonden trekbewegingen met het oog op voedsel. Bij valavond verzamelen zich dan meerdere vogels in boomtoppen waarin gezamenlijk overnacht wordt. Dit gaat gepaard met een hels geschreeuw, kreten en fluittonen. Dit toont meteen aan dat de grijze roodstaart van gezelschap houdt, zelfs nodig heeft, om optimaal te kunnen functioneren. Alleen gehouden vogels gaan vaak asociaal gedrag vertonen waarvan geschreeuw en verenplukken wel twee gekende exponenten zijn.
Voortplanting. Het nest wordt hoog gemaakt in een boomholte. Er worden twee tot drie witgekleurde eieren gelegd met een tussenpoos van twee tot drie dagen. Alleen de pop broedt, de broedtijd bedraagt achtentwintig dagen. De jonge vogeltjes worden geboren met een grijswitte dons en door beide ouders uit de krop gevoed. De juveniele grijze roodstaarten blijven ongeveer tachtig dagen in het nest voor er uitgevlogen wordt. Ze lijken dan sprekend op hun ouders maar het oog is nog donkergekleurd en de staartkleur mist nog de heel levendige rode kleur van de ouders.
Beschermd. Als in de inleiding aangegeven geniet de grijze roodstaart het hoogste beschermingsniveau. De hoofdreden is illegale handel. Naar wordt beweerd zou ieder jaar tot 20% van de jonge vogels gevangen of geroofd worden [bron: Birdlife International]. Maar ook wordt de natuurlijke biotoop grondig vernield, hoge bomen worden gekapt waardoor ook de meest voor de hand liggende nestplaatsen (boomholten) verdwijnen.
Huiskamer. Sedert de eerste grijze roodstaarten in het midden van de vijftiende eeuw naar Europa werden gebracht werd deze papegaai door de bevolking onmiddellijk in de armen gesloten. Aanvankelijk was het een vogel voor de gegoede klasse maar mettertijd werden dusdanig veel vogels ingevoerd dat hij in ieders bereik kwam. Het werd een huiskamervogel die mits geduld en individueel spraaktalent enkele woordjes en soms zelfs zinnetjes kon navertellen. Deze eigenschap heeft, objectief bekeken, de vogel zeker geen goed gedaan, wie wil nu niet een sprekende papegaai? Maar het is niet al goud wat blinkt want de grijze roodstaart is een van die papegaaien die nogal wat stof aanmaakt wat, zeker op vandaag, niet meteen met de menselijke gezondheid kan geassocieerd worden. Bij het verenpoetsen laat de vogel een fijn, olieachtig poeder na waarop mensen allergisch kunnen reageren.
Verzorging. Ook hier geldt dat er in de handel uitstekende, netjes uitgebalanceerde voedingen voor deze vogel bestaan. Uit wat voorafging weten we dat de grijze roodstaart in de natuurlijke habitat leeft van fruit, zaden en noten. Naar verluidt bevat een goede mengeling voor papegaaien: gestreepte en witte zonnebloempitten, plata maïs, tarwe, haver, cardy, boekweit, gepelde en ongepelde aardnoten, rijst, milo, kempzaad, gepelde haver, gepofte maïs, cedernoten en pompoenpitten. Een dagelijkse, gevarieerde bijvoeding van fruit en groenten is een absolute aanrader. Pellets kunnen ook. Waar we geen favoriet voor zijn betreft koekjes, taart en andere zoetigheden waarbij we de papegaai geen dienst bewijzen al wordt dit alles door de vogel doorgaans graag genuttigd. Dagelijks vers drinkwater is ook hier nodig, weet dat sommige vogels het drinkwater gebruiken om er etensresten in te deponeren. Binnen de kortste tijd wordt dit op die manier een vieze brij. Niet onbelangrijk is ook om op zekere tijden knaagstokken aan te bieden. Knagen bij parkiet- en papegaaiachtige is een natuurlijk en nuttig tijdverdrijf. De grijze roodstaart is niet een expliciete bader maar van een malse regenbui kan hij wel genieten.
Huisvesting. Naar onze persoonlijke interpretatie is de tijd dat de grijze roodstaart als individuele vogel werd gehuisvest in de huiskamer voorbij. Ook met de hand opgekweekte vogels zijn niet geschikt om een leven lang (de roodstaart wordt makkelijk vijftig jaar!) als huisdier te worden gehouden. Door steeds meer liefhebbers wordt voor een buitenvolière gekozen met nachthok. Gezien de sterke snavel en de knaagzucht van de vogel is een metalen volière hierbij een goede optie. Niet onbelangrijk, en zeker met het oog op de kweek, blijkt te zijn dat de volière zeker moet kunnen verduisterd worden.
Kweek. Is niet zo eenvoudig als soms wordt beweerd. Vooreest is er het feit dat de vogels van vijf tot zeven jaar oud moeten zijn voor er ook maar aan voortplanten wordt gedacht. Komt erbij dat man en pop elkaar niet zomaar aanvaarden. Wie deze vogel kweken wil moet zeker geduld hebben al moet het gezegd dat een goed harmoniërend koppel ieder jaar weer voor jongen zal zorgen. In avicultuur gebeurt de kweek in een ruime nestkast. De hoogte moet circa zeventig tot tachtig centimeter zijn met een grondoppervlak van vijfendertig tot veertig centimeter. Het invlieggat moet een doorsnede van tien centimeter hebben. Als bodembedekking in het broedblok gebruiken we zaagsel of houtmolm, eventueel beide vermengd.
Eieren & jongen. Een bepaald vrolijke vogel kan de roodstaart tijdens de kweektijd niet genoemd worden. Als er eieren zijn zitten beide vogels gedurende de volledige dag in de nestkast. Veel plezier valt er dan niet aan te beleven. Zeker is dat de kweek in avicultuur steeds beter gaat.