Kwikstaarten staan ervoor gekend, ze slaan met de staart op en neer, altijd weer wanneer ze na het vliegen landen en nadat ze plots stoppen nadat ze over de grond hebben gelopen. In Vlaanderen is de witte kwikstaart [Motacilla alba] ontegensprekelijk de meest voorkomende soort, de grote gele kwikstaart [Motacilla c. cinerea] waar we het verder over hebben is er veel minder voorkomend. In Wallonië komt hij weer meer voor omdat hij in de Ardennen meerdere biotopen terugvindt van snelstromende riviertjes waar hij bijzonder van houdt.
Traditioneel. De grote gele kwikstaart toont het traditionele dimorfisme waarbij de man feller en dieper gekleurd is dan de pop. Dit valt op in zowat alle bevederingsvelden. Vooral in de gele kleur, in hoofdzaak terug te vinden op de onderdelen, springt dit nog het meest in het oog. Omdat lange beschrijvingen gaan vervelen verwijzen we voor verdere details naar bijgaande foto. Weet toch dat de grote gele kwikstaart zijn grootte van om en bij de twintig centimeter vooral aan de lange staart te danken heeft en dat de vogel in de zomer mooier en feller gekleurd is dan in de andere seizoenen. Tijdens de kweektijd kleurt de snavel naar zwart daar waar die buiten die periode gewoon grijs is. De jonge grote gele kwikstaart lijkt bij de nestverlating op de pop maar de bevedering is minder intensief en de staart is slechts een staartje.
Biotoop. De grote gele kwikstaart is sterk aan water gebonden. Hij zoekt er zijn voedsel en hij zal altijd in de buurt van water nestelen. Tijdens de broedperiode wordt er een zeer sterk territoriaal gedrag op nagehouden. Twee koppels rond hetzelfde water is ondenkbaar. Slechts weinigen blijven tijdens de winter in ons land, de overgrote meerderheid kiest voor een trektocht richting Afrika. Eind maart, begin april wordt er teruggekeerd waarna de territoria bezet worden.
Insecten. Deze vogel voedt zich in hoofdzaak met een grote variatie aan insecten en spinnen. Alles wat kan bejaagd worden wordt ook bejaagd. Vliegen, muggen, waterinsecten, kevertjes, zelfs libellen en spinnen worden langsheen vijvers of rivieren in hoofdzaak al wandelend en half vliegend bejaagd. Soms waadt de grote gele kwikstaart zelfs half door het water om daar insecten op te jagen en in de vlucht te verschalken.
Roep. Een goede zanger kan deze vogel bezwaarlijk genoemd worden. Het lied, beter is het van een roep te spreken, klinkt als een langgerekte ‘tzie-eet’.
April tot juli. Er zijn één tot twee nesten per jaar. Het eerste nest wordt, naargelang de weersomstandigheden én het voedselaanbod, gebouwd gedurende april. Het nest wordt dichtbij het water onder een rots of grote steen, of nog op een oever in een struikje gebouwd. Het bezit een komvormige constructie en wordt door de beide vogels gebouwd met vooral grassen, mossen en voor de binnenafwerking uitsluitend met dierlijke haren. Er worden van vier tot zeven eieren gelegd die door beide geslachten in dertien dagen worden uitgebroed. De eieren bezitten een grijsgroene kleur en zijn bestippeld met roodbruine vlekjes. Bij de geboorte tonen de juveniele vogeltjes een vleeskleurige huid met een lichtgekleurde dons. De nu al vrij scherpe snavel heeft gele mondhoeken en dat is ook de kleur van de keel. De jongen blijven twee weken in het nest en worden, hoe kan het anders, uitsluitend met insecten grootgebracht. Indien er een tweede nest volgt zal de pop het meeste van haar tijd aan de nestbouw spenderen terwijl de man verder de jongen zal azen. Weet ook dat het nest door de ouders kraaknet wordt gehouden, alle uitwerpselen worden keurig weggedragen.